the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
2 Korinthiërs 6
1 Wij vermanen u nu als medehelpers, dat gij de genade Gods niet tevergeefs moogt ontvangen;2 want hij zegt: "Ik heb u in den aangenamen tijd verhoord, en heb u in den dag des heils geholpen". Zie, nu is het de aangename tijd, nu is het de dag des heils!3 Wij geven aan niemand enige ergernis, opdat ons ambt niet gelasterd worde;4 maar wij betonen ons in alle dingen als Gods dienaars, in grote volharding, in verdrukkingen, in noden, in angsten,5 in slagen, in gevangenissen, in beroeringen, in arbeid, in waken, in vasten,6 in kuisheid, in kennis, in lankmoedigheid, in vriendelijkheid, in den Heiligen Geest, in ongeveinsde liefde,7 in het woord der waarheid, in Gods kracht, door de wapenen der gerechtigheid ter rechter zijde en ter linkerzijde;8 door eer en oneer, door kwaad gerucht en goed gerucht; als verleiders, en nochtans waarachtig;9 als onbekenden, en nochtans bekend; als stervenden, en zie, wij leven; als getuchtigden, en nochtans niet gedood;10 als treurigen, maar altijd vrolijk; als armen, maar die nochtans velen rijk maken; als die niet hebben, en nochtans alles bezitten.
11 O Korinthirs, onze mond heeft zich tegen u geopend, ons hart heeft zich voor u verwijd.12 Gij neemt geen kleine plaats bij ons in, maar gij hebt een kleine plaats in uw binnenste.13 Om nu gelijk met gelijk te vergelden, ik spreek als tot mijne kinderen, wordt ook gij ruimer.14 Trekt niet het vreemde juk met de ongelovigen aan; want wat deel heeft de gerechtigheid met de ongerechtigheid, of wat gemeenschap heeft het licht met de duisternis?15 Hoe stemt Christus en Belial overeen, of wat deel heeft de gelovige met den ongelovige?16 Wat gelijkheid heeft Gods tempel met de afgoden? Gij toch zijt de tempel des levenden Gods, gelijk God zegt: "Ik zal onder hen wonen en onder hen wandelen, en zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn.17 Daarom gaat uit van hen en zondert u af, zegt de Heer, en raakt niets onreins aan: zo zal ik u aannemen,18 en uw Vader zijn, en gij zult mijne zonen en dochters zijn, zegt de almachtige Heer".