the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
2 Korinthiërs 3
1 Beginnen wij dan wederom onszelve te prijzen? Of behoeven wij, gelijk sommigen, brieven van aanbeveling aan u, of aanbeveling van u?2 Gij zijt onze brief, in onze harten geschreven, die bekend en gelezen wordt bij alle mensen;3 gij, van wie het openbaar is geworden, dat gij een brief van Christus zijt, door onzen dienst toebereid, niet met inkt maar met den Geest des levenden Gods, niet in stenen tafelen, maar in vlesen tafelen des harten.4 En zulk een vertrouwen hebben wij door Christus tot God.5 Niet dat wij bekwaam zijn van onszelve iets te denken, als van onszelve, maar onze bekwaamheid is uit God;
6 die ons ook bekwaam gemaakt heeft om het ambt des nieuwen verbonds te bedienen, niet der letter maar des Geestes; want de letter doodt, maar de Geest maakt levend.7 Indien nu het ambt, dat door letters doodt en in stenen is gegrift, heerlijkheid had, zodat de kinderen Israls het aangezicht van Mozes niet konden aanzien, wegens de heerlijkheid zijns aangezichts, die echter ophoudt,8 hoe zou niet veelmeer het ambt des Geestes heerlijkheid hebben?9 Want indien het ambt, dat de verdoemenis predikt, heerlijkheid heeft, zo heeft veelmeer het ambt, dat de gerechtigheid predikt, overvloedige heerlijkheid.10 Ja zelfs hetgeen verheerlijkt was, is in dit opzicht voor geen heerlijkheid te houden, wegens deze uitnemende heerlijkheid.11 Want indien datgene heerlijkheid had wat ophoudt, hoeveel te meer zal datgene heerlijkheid hebben wat blijft!
12 Dewijl wij nu zulk ene hoop hebben, zo gebruiken wij grote vrijmoedigheid,13 en doen niet als Mozes, die een bedeksel voor zijn aangezicht hing, opdat de kinderen Israls niet zouden zien het einde van hetgeen ophoudt.14 Maar hunne zinnen zijn verstokt geworden; want tot op den dag van heden blijft dat bedeksel onontdekt op het oude verbond, als zij het lezen, hetwelk in Christus ophoudt.15 Maar tot op den dag van heden, als Mozes gelezen wordt, hangt het bedeksel voor hun hart;16 maar als het zich bekeerd zal hebben tot den Heer, zal het bedeksel afgenomen worden.17 Want de Heer is de Geest; en waar de Geest des Heren is, daar is vrijheid.18 En wij allen aanschouwen de heerlijkheid des Heren als in een spiegel, met ongedekten aangezichte, en wij worden veranderd naar hetzelfde beeld, van de ene heerlijkheid tot de andere, als van den Geest des Heren.