the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
2 Kronieken 7
1 En toen Salomo zijn gebed geindigd had, viel vuur van den hemel en verteerde het brandoffer en de andere offers; en de heerlijkheid des Heren vervulde het huis,2 zodat de priesters niet konden ingaan in het huis des Heren, dewijl de heerlijkheid des Heren het huis des Heren vervulde.3 Ook zagen al de kinderen Israls het vuur nederdalen, en de heerlijkheid des Heren over het huis; en zij vielen op hunne knien met het aangezicht ter aarde op het plaveisel, en aanbaden, en dankten den Heer, dat Hij goedertieren is, en dat zijne barmhartigheid eeuwiglijk duurt.4 De koning nu en al het volk offerden offers voor den Heer,5 en koning Salomo offerde twee en twintig duizend runderen en honderd twintig duizend schapen: alzo wijdden zij het huis Gods in, zowel de koning als het volk.6 En de priesters stonden op hunne wacht, en de Levieten met de speeltuigen des Heren, die koning David had laten maken om den Heer te danken, dat zijne barmhartigheid duurt; en de priesters bliezen op trompetten tegenover hen, en geheel Isral stond.7 En Salomo heiligde het middelste des voorhofs, dat Vr het huis des Heren was, want hij had aldaar brandoffers en het vet der dankoffers bereid; want het koperen altaar, dat Salomo had laten maken, kon al de brandoffers, spijsoffers en het vet niet bevatten.8 Aldus hield Salomo op dien tijd het feest, zeven dagen lang, en geheel Isral met hem, ene zeer grote gemeente, van Hamath af tot aan de rivier van Egypte toe.9 En hij hield op den achtsten dag ene vergadering; want de inwijding des altaars hielden zij zeven dagen, en het feest ook zeven dagen.10 En op den drie en twintigsten dag der zevende maand liet hij het volk naar hunne hutten gaan, vrolijk en welgemoed over al het goede, hetwelk de Heer aan David, Salomo en zijn volk Isral gedaan had.11 Alzo voltooide Salomo het huis des Heren en het huis des konings; en al wat in zijn hart gekomen was om in het huis des Heren en in zijn huis te maken, dat gelukte hem.
12 En de Heer verscheen aan Salomo des nachts en sprak tot hem: Ik heb uw gebed verhoord, en deze plaats Mij verkoren tot een offerhuis.13 Zie, wanneer Ik den hemel toesluit, dat het niet regent, of den sprinkhanen gebied het land te verteren, of ene pest onder mijn volk laat komen,14 en mijn volk, hetwelk naar mijnen naam genoemd is, zich verootmoedigt, en zij bidden, en mijn aangezicht zoeken, en zich bekeren van hunne kwade wegen: zo wil Ik uit den hemel horen, en hunne zonde vergeven, en hun land genezen.15 Zo zullen nu mijne ogen open zijn, en mijne oren achtgeven op het gebed in deze plaats.16 Want nu heb Ik dit huis verkoren en geheiligd, opdat mijn naam aldaar zijn zal eeuwiglijk, en mijne ogen en mijn hart zullen daar altoos zijn.17 En indien gij voor Mij zult wandelen gelijk uw vader David gewandeld heeft, dat gij doet al wat Ik u gebied, en mijne geboden en rechten onderhoudt:18 zo zal Ik den troon uws koninkrijks bevestigen, zoals Ik Mij aan uwen vader David verbonden heb, zeggende: Geen man zal u ontbreken op den troon van Isral.19 Maar is het, dat gij u van Mij afkeert, en mijne rechten en geboden, die Ik u voorgelegd heb, verlaat, en heengaat en andere goden dient en ze aanbidt:20 zo zal Ik hen uitroeien uit mijn land, hetwelk Ik hun gegeven heb, en dit huis, hetwelk Ik mijnen naam geheiligd heb, zal Ik van mijn aangezicht wegdoen, en zal het tot een spreekwoord stellen en tot ene spotrede onder alle volken.21 En over dit huis, dat zo hoog verheven was, zullen allen, die voorbijgaan, zich ontzetten, en zeggen: waarom heeft de Heer aan dit land en aan dit huis zo gedaan?22 Dan zal men zeggen: Omdat zij den Heer, den God hunner vaderen, verlaten hebben, die hen uit Egypteland gevoerd heeft, en andere goden aangehangen en die aangebeden en gediend hebben, daarom heeft Hij al dit ongeluk over hen gebracht.