Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

2 Kronieken 29

1 Hizka was vijf en twintig jaar oud, toen hij koning werd, en hij regeerde negen en twintig jaar te Jeruzalem; en zijne moeder was genaamd Aba, de dochter van Zacharia.2 En hij deed hetgeen den Heer behaagde, zoals zijn vader David.3 Hij deed de deuren van het huis des Heren open in de eerste maand van het eerste jaar zijner regering; en herstelde ze.4 En hij bracht de priesters en Levieten daarin, en verzamelde hen op de brede straat tegen het Oosten.5 En hij zeide tot hen: Hoort mij, gij Levieten: heiligt u nu, opdat gij het huis van den Heer, den God uwer vaderen, heiligt; en doet de onreinheid weg uit het heiligdom.6 Want onze vaderen hebben zich vergrepen, en gedaan hetgeen den Heer onzen God mishaagt, en hebben hem verlaten; want zij hebben hun aangezicht van de woning des Heren afgewend, en haar den rug toegekeerd;7 en zij hebben de deuren van het voorhuis toegesloten, en de lampen uitgeblust, en geen reukwerk aangestoken, en geen brandoffer geofferd in het heiligdom van den God van Isral.8 Daarom is de toorn des Heren over Juda en Jeruzalem gekomen, en Hij heeft hen gegeven in verstrooiing en verwoesting, zodat men hen beschimpt, gelijk gij met uwe ogen ziet.9 Want zie, deswege zijn onze vaders gevallen door het zwaard en zijn onze zonen en dochters en vrouwen weggevoerd.10 Nu heb ik in den zin een verbond te maken met den Heer, den God van Isral, opdat zijn toorn en zijne gramschap zich van ons afwenden.11 Nu dan, mijne zonen, weest niet traag; want de Heer heeft u verkoren om voor Hem te staan en zijne dienaars en wierokers te zijn.

12 Toen maakten de Levieten zich op, Mahath, de zoon van Amasai, en Jol, de zoon van Azarja, uit de zonen der Kohathieten; en uit de zonen van Merari: Kis, de zoon van Abdi, en Azarja, de zoon van Jehallelel; en uit de Gersonieten: Joah, de zoon van Zimma, en Eden, de zoon van Joah;13 en uit de zonen van Elizafan: Simri en Jel; en uit de zonen van Asaf: Zecharja en Mattanja;14 en uit de zonen van Heman: Jehil en Sime; en uit de zonen van Jeduthun: Semaja en Uzzil.15 En zij vergaderden hunne broeders, en heiligden zich, en gingen naar binnen, naar het gebod des konings, volgens het woord des Heren, om het huis des Heren te reinigen.16 En de priesters gingen binnen in het huis des Heren om het te reinigen; en zij brachten alle onreinheid, die in den tempel des Heren gevonden werd, naar het voorhof van het huis des Heren, en de Levieten namen die op en droegen ze naar buiten naar de beek Kidron.17 En zij begonnen op den eersten dag der maand zich te heiligen, en op den achtsten dag der maand gingen zij in het voorhuis des Heren, en heiligden het huis des Heren in acht dagen, en voleindigden het op den zestienden dag der eerste maand.18 En zij gingen binnen tot koning Hizka en spraken: Wij hebben het gehele huis des Heren gereinigd, het brandoffer-altaar en al zijn gereedschap, de tafel der toonbroden en al haar gereedschap;19 en al de vaten, die koning Achaz, toen hij koning was, bezoedeld had, daar hij zich bezondigde, die hebben wij bereid en geheiligd: zie, zij zijn Vr het altaar des Heren.

20 Toen maakte koning Hizka zich vroeg op en verzamelde de oversten der stad, en ging op naar het huis des Heren.21 En zij brachten aldaar zeven varren, zeven rammen, zeven lammeren en zeven geitebokken, tot een zondoffer voor het koninkrijk, voor het heiligdom en voor Juda; en hij sprak tot de priesters, de zonen van Aron, dat zij offeren zouden op het altaar des Heren.22 Toen slachtten zij de runderen, en de priesters namen het bloed en sprengden het op het altaar; en zij slachtten de rammen, en sprengden het bloed op het altaar; en zij slachtten de lammeren, en sprengden het bloed op het altaar.23 En zij brachten de bokken tot een zondoffer voor den koning en de gemeente, die legden hunne handen daarop;24 en de priesters slachtten ze, en besprengden met hun bloed ter ontzondiging het altaar, om geheel Isral te verzoenen; want de koning had bevolen brandoffers en zondoffers te offeren voor geheel Isral.25 En hij stelde de Levieten in het huis des Heren, met cymbalen, fluiten en harpen, zoals David bevolen had, en Gad, de ziener des konings, en de profeet Nathan; want het was het gebod des Heren door zijne profeten.26 En de Levieten stonden met het speeltuig van David, en de priesters met trompetten.27 En Hizka beval het brandoffer te offeren op het altaar; en op den tijd, dat men het brandoffer begon, begon ook het gezang des Heren met de trompetten, gepaard met de speeltuigen van David, den koning van Isral;28 en de gehele gemeente boog zich neder, en het gezang der zangers en het trompetten der trompetters duurde, totdat het brandoffer verricht was.29 Toen nu het brandoffer verricht was, boog de koning zich, en allen, die bij hem waren, en zij aanbaden.30 En koning Hizka, benevens de oversten, beval den Levieten den Heer te loven met vreugde, en bogen zich en aanbaden.31 En Hizka antwoordde en sprak: Nu hebt gij uwe handen gevuld voor den Heer, treedt toe, en brengt herwaarts de slachtoffers en lofoffers tot het huis des Heren. En de gemeente bracht slachtoffers en lofoffers, en iedereen bracht brandoffers uit een gewillig hart.32 En het getal der brandoffers, welke de gemeente aanbracht was zeventig runderen, honderd rammen, en tweehonderd lammeren; en dat altemaal tot een brandoffer voor den Heer.33 En zij heiligden nog zeshonderd runderen en drie duizend schapen.34 Doch er waren priesters te weinig, en zij konden van alle brandoffers de huid niet aftrekken; daarom namen zij hunne broeders, de Levieten, te hulp, totdat het werk verricht was en totdat de priesters zich geheiligd hadden; want de Levieten heiligden zich met een meer oprecht hart dan de priesters.35 Ook waren de brandoffers veel, met het vet der dankoffers, en met de drankoffers bij de brandoffers. Alzo werd het ambt aan het huis des Heren vastgesteld.36 En Hizka verblijdde zich met al het volk over hetgeen God voor het volk bereid had; want het geschiedde schielijk.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile