the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
1 Samuël 11
1 En Nahas de Ammoniet trok opwaarts en belegerde Jabes in Gilead. En al de mannen van Jabes spraken tot Nahas: Maak een verdrag met ons, zo zullen wij u dienen.2 En Nahas de Ammoniet antwoordde hun: Op deze voorwaarde wil ik een verdrag met u maken, dat ik u allen het rechteroog uitsteke, en ene schande legge op geheel Isral.3 Toen spraken de oudsten van Jabes tot hem: Geef ons zeven dagen, opdat wij boden zenden in al de grenspalen van Isral: als er dan niemand is, die ons redt, zo zullen wij tot u uitgaan.4 Toen kwamen de boden te Gibea tot Saul, en spraken dit voor de oren des volks; en al het volk hief zijne stem op en weende.
5 En zie, toen kwam Saul achter de runderen uit het veld, en sprak: Wat deert het volk, dat zij wenen? En zij vertelden hem de zaak der mannen van Jabes.6 Toen werd de Geest Gods vaardig over hem, als hij deze woorden hoorde, en zijn toorn ontstak zeer;7 en hij nam een paar ossen en hieuw ze in stukken, en zond ze door boden in al de grenspalen van Isral, en liet zeggen: Wie niet uittrekt achter Saul en Samuel, diens runderen zal men alzo doen. Toen viel de vrees des Heren op het volk, zodat zij uittrokken als een enig man.8 En hij stelde hen te Bezek, en van de kinderen Israls waren er driehonderd duizend man, en van de kinderen van Juda dertig duizend.9 En zij zeiden tot de boden, die gekomen waren: Zegt aan de mannen te Jabes in Gilead aldus: Morgen zal ulieden hulp geschieden, als de zon heet begint te worden. Toen nu de boden kwamen en dit verkondigden aan de mannen van Jabes, werden zij blijde.10 En de mannen van Jabes zeiden: Morgen zullen wij tot u uitgaan, dan kunt gij ons doen al wat u behaagt.11 En des anderen daags stelde Saul het volk in drie hopen, en zij kwamen in het leger omtrent de morgenwake, en sloegen de Ammonieten, totdat de dag heet werd; en zij, die overbleven, werden Z verstrooid, dat er geen twee bij elkander bleven.
12 Toen sprak het volk tot Samuel: Wie zijn zij, die zeiden: Zou Saul over ons heersen? Geef die mannen hier, opdat wij hen doden!13 Maar Saul sprak: Er zal op dezen dag niemand sterven, want de Heer heeft heden heil gegeven aan Isral.14 En Samuel sprak tot het volk: Komt, laat ons naar Gilgal gaan, en het koningschap aldaar vernieuwen.15 Toen ging al het volk naar Gilgal, en zij maakten aldaar Saul tot koning voor den Heer te Gilgal, en offerden dankoffers voor den Heer; en Saul en al de mannen Israls verheugden zich aldaar zeer.