Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

1 Samuël 10

1 Toen nam Samuel ene kruik met olie en goot die op zijn hoofd, en kuste hem, en sprak: Ziet gij nu niet, dat de Heer u tot een vorst over zijn erfdeel gezalfd heeft?2 Als gij nu van mij gaat, zult gij twee mannen vinden bij het graf van Rachel, aan den grenspaal van Benjamin te Zelzah; die zullen tot u zeggen: De ezelinnen zijn gevonden, die gij zijt gaan zoeken; en zie, uw vader heeft de ezelinnen reeds uit den zin gesteld, en is om u bekommerd, zeggende: Wat zal ik voor mijnen zoon doen?3 En als gij vandaar verder gaat, zo zult gij komen aan den eik van Tabor; aldaar zullen u drie mannen ontmoeten, die opgaan tot God naar Beth-El: de een draagt drie bokjes, de ander drie stukken brood, de derde een kruik met wijn;4 en zij zullen u vriendelijk groeten, en u twee broden geven; die zult gij van hunne hand nemen.5 Daarna zult gij komen op den heuvel Gods, waar het leger der Filistijnen is; en als gij aldaar in de stad komt, zal u ontmoeten een schaar profeten van de hoogte afkomende, en Vr hen zal gaan een psalterspeler en trommels en fluiten en harpen, en zij zullen profeteren.6 En de Geest des Heren zal vaardig over u worden, dat gij met hen profeteren zult, dan zult gij een ander man worden.7 En als nu al deze tekenen zullen zijn uitgekomen, zo doe wat u voorhanden komt; want God is met u.8 Gij nu zult Vr mij afgaan naar Gilgal, en zie, daar zal ik tot u afkomen om brandoffers en dankoffers te offeren; zeven dagen zult gij vertoeven, totdat ik tot u kome en u verkondige wat gij doen zult.

9 En toen hij zijne schouders had omgewend, dat hij van Samuel zou weggaan, gaf God hem een ander hart; en al deze tekenen kwamen uit op dienzelfden dag.10 En toen zij aan den heuvel kwamen, zie, toen kwam hem een schaar profeten tegemoet; en de Geest Gods werd vaardig over hem, zodat hij onder hen profeteerde.11 Toen nu allen, die hem te voren gekend hadden, hem zagen, dat hij met de profeten profeteerde, spraken zij allen onder elkander: Wat is den zoon van Kis wedervaren? Is Saul ook onder de profeten?12 En een man van daar antwoordde en sprak: Wie is hun vader? Vandaar is het spreekwoord gekomen: Is Saul k onder de profeten?13 En toen hij geindigd had met profeteren, kwam hij op de hoogte;14 en de oom van Saul sprak tot hem en tot zijnen jongen: Waar zijt gij heengegaan? En zij antwoordden: Om de ezelinnen te zoeken; en toen wij zagen, dat zij er niet waren, gingen wij tot Samuel.15 Toen sprak de oom van Saul: Zeg mij, wat zeide Samuel tot u?16 En Saul antwoordde zijnen oom: Hij zeide ons, dat de ezelinnen gevonden waren. Doch ten aanzien van het koningschap zeide hij hem niet, wat Samuel daarvan gezegd had.

17 Samuel nu ontbood het volk tot den Heer te Mizpa,18 en hij sprak tot de kinderen Israls: Dus zegt de Heer, de God van Isral: Ik heb Isral uit Egypte geleid, en u gered uit de hand der Egyptenaren, en uit de hand van alle koninkrijken, die u verdrukten;19 maar gijlieden hebt heden uwen God verworpen, die u uit al uw ongeluk en uit al uwe droefenis geholpen heeft, en gij hebt tot Hem gezegd: Stel een koning over ons aan. Welaan, treedt dan nu voor den Heer naar uwe stammen en maagschappen.20 Toen nu Samuel al de stammen van Isral deed naderen, werd de stam van Benjamin aangewezen;21 en toen hij den stam van Benjamin deed naderen naar zijne geslachten, werd het geslacht van Matri aangewezen; en Saul, de zoon van Kis, werd aangewezen. En zij zochten hem, maar zij vonden hem niet.22 Toen vraagden zij verder den Heer: Zal hij ook nog herwaarts komen? En de Heer antwoordde: Zie, hij heeft zich bij de vaten verstoken.23 Toen liepen zij heen en haalden hem vandaar en toen hij onder het volk trad, was hij een hoofd langer dan al het volk.24 En Samuel sprak tot al het volk: Daar ziet gij wien de Heer verkoren heeft; want onder al het volk is niemand hem gelijk. Toen juichte al het volk en sprak: Heil den koning!25 En Samuel maakte aan het volk al het recht des koninkrijks bekend, en schreef het in een boek, en legde het voor den Heer; en Samuel liet al het volk gaan, ieder naar zijn huis.26 En Saul ging ook naar zijn huis te Gibea, en het gedeelte van het heir, welker hart God geroerd had, ging met hem.27 Maar sommige boze lieden spraken: Wat zou deze ons helpen? En zij verachtten hem en brachten hem geen geschenk; doch hij hield zich, alsof hij het niet hoorde.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile