the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
1 Koningen 7
1 En Salomo bouwde aan zijn huis dertien jaar, waarin hij het geheel voltooide.2 Hij bouwde namelijk het huis van het woud van den Libanon, honderd el lang, vijftig el breed, en dertig el hoog, op vier rijen van cederen pilaren legde hij een bodem van planken;3 en daar bovenop de kamers van cederhout op de pilaren, van welke er vijf en veertig waren, telkens vijftien in een rij.4 En balken lagen in drie rijen, en er waren vensters tegenover elkander, drie tegen drie;5 en alle deuren waren in hunne posten vierkant, en de vensters waren tegenover elkander, drie tegen drie.6 Ook bouwde hij een voorhuis van pilaren, vijftig el lang en dertig el breed; en nog een voorhuis Daarvr en de pilaren met de dikke balken daartegenover en de opgang daarvoor.7 En hij bouwde ook een voorhuis voor een rechterstoel, alwaar hij gericht hield; en hij beschoot het van den vloer tot den zolder met cederen;8 alsook zijn huis, waarin hij woonde, binnenwaarts, achter het voorhuis, op gelijke wijze als het eerste gemaakt. En hij maakte ook een huis, gelijk het voorhuis, voor Farao's dochter, die Salomo tot vrouw genomen had.9 Dit alles was van kostelijke stenen, naar de maat gehouwen, met zagen gesneden aan alle zijden, van den grond tot aan het dak; alsook buiten om het grote voorhof.10 Ook de grondslagen waren van kostelijke en grote stenen, tien en acht el groot,11 en daarop kostelijke gehouwen stenen, naar de maat, en cederen.12 En het grote voorhof rondom was van drie rijen gehouwen stenen, en ene rij van cederen kolommen; alzo ook het binnenste voorhof aan het huis des Heren, en het voorportaal van het huis.
13 En koning Salomo zond heen en ontbood Hiram van Tyrus,14 den zoon ener weduwe, uit den stam van Naftali, doch zijn vader was een man van Tyrus geweest; deze was een werkmeester in koper, vol wijsheid, verstand en kunst, om in allerlei koperwerk te arbeiden. Toen die tot koning Salomo kwam, maakte hij al diens werk.15 En hij maakte twee koperen pilaren, elk achttien el hoog; en een draad van twaalf el was de maat rondom elken pilaar.16 En hij maakte twee kapitelen, van koper gegoten, om ze bovenop die pilaren te zetten; en elk kapiteel was vijf el hoog.17 En er was aan elk kapiteel boven op de pilaren kantwerk, zeven gevlochten netten, als ketens.18 En hij maakte aan elk kapiteel twee rijen granaatappelen, rondom aan het kranswerk, waarmede de kapitelen bedekt werden.19 En de kapitelen waren met lelinwerk in het voorportaal, vier el groot.20 En de granaatappelen, in de rijen rondom, waren tweehonderd, boven en beneden aan het kranswerk, dat rondom den buik van het kapiteel ging, aan elk kapiteel op beide de pilaren.21 En hij richtte de pilaren op bij het voorportaal des tempels; en dien hij ter rechterhand zette, noemde hij Jachin, en dien hij ter linkerhand zette, noemde hij Boaz.22 En bovenop de pilaren was het lelinwerk; alzo werd voleindigd het werk der pilaren.23 Ook maakte hij een gegoten zee, tien el wijd, van den enen rand tot den anderen rondom, en vijf el hoog; en een snoer, dertig el lang, was de maat rondom.24 En om deze zee waren bloemknoppen aan haren rand rondom de zee, tien op ene el; en van die bloemknoppen waren twee rijen gegoten.25 En zij stond op twaalf runderen, van welke drie naar het Noorden, drie naar het Westen, drie naar het Zuiden, en drie naar het Oosten gekeerd waren, en de zee daar bovenop; zodat al hunne achterste delen binnenwaarts gekeerd waren.26 Hare dikte was een handbreed, en haar rand was als de rand eens bekers, als ene geopende lelie en zij hield twee duizend bath.27 Ook maakte hij tien koperen stellingen, elk vier el lang en breed, en drie el hoog.28 En de stellingen waren Z gemaakt, dat zij lijsten hadden, en de lijsten tussen kransen waren.29 En aan de zijden tussen de lijsten waren leeuwen, runderen en cherubs; en de zijden, aan welke de leeuwen en de runderen waren, hadden lijsten boven en onder, en afhangende kransen.30 En elke stelling had vier koperen raderen met koperen assen; en op de vier hoeken waren gegoten schouders, elk tegenover den anderen, onder aan het waschvat gehecht.31 En de mond midden op de stelling was een el hoog en rond, en anderhalve el wijd; ook op dezen mond was beeldwerk, en de lijsten waren vierkant, niet rond.32 En de vier raderen stonden onder aan de zijden, en de assen der raderen waren aan de stellingen vast, elk rad was anderhalve el hoog.33 En de raderen waren als wagenraderen; en hunne assen, naven, spaken en velgen waren altemaal gegoten.34 En de vier schouders op de vier hoeken van elke stelling waren ook aan de stellingen vastgegoten.35 En op het hoofd van elke stelling was ene hoogte van een halve el rondom; ook waren er lijsten en zijden aan de stellingen.36 En hij liet op het vlakke harer zijden en lijsten graveren cherubs, leeuwen en palmbomen, zoveel er op elk ruimte was en kransen rondom.37 Op die wijze maakte hij tien gegoten stellingen, die waren van enerlei maat en enerlei gedaante.38 En hij maakte tien koperen waschvaten, elk waschvat hield veertig bath; en elk waschvat was vier el groot, en op elke stelling was n waschvat.39 En hij zette vijf stellingen aan de rechterzijde van het huis, en de andere vijf aan de linkerzijde; en de zee zette hij ter rechterhand vooraan tegen het Zuiden.40 En Hiram maakte ook potten, asschoppen en bekkens, en voleindigde alzo alle werken, welke koning Salomo aan het huis des Heren liet maken:41 namelijk de twee pilaren, en de gedraaide kapitelen boven op de twee pilaren, en de twee gevlochten netten om die twee gedraaide kapitelen op de pilaren te bedekken,42 en de vierhonderd granaatappelen aan de twee gevlochten netten, telkens twee rijen granaatappelen aan n kranswerk, om die twee gedraaide kapitelen op de pilaren te bedekken;43 alsook de tien stellingen, en de tien waschvaten daar bovenop;44 en de zee, en de twaalf runderen onder de zee;45 en de potten, asschoppen en bekkens. En al deze vaten, welke Hiram voor koning Salomo maakte voor het huis des Heren, waren van gepolijst koper.46 In de landstreek van den Jordaan liet de koning ze gieten in kleiachtige aarde, tussen Sukkoth en Zarethan.47 En Salomo liet al de vaten ongewogen, wegens de zeer grote menigte van het koper.
48 Ook maakte Salomo al het gereedschap, dat tot het huis des Heren behoorde: namelijk het gouden altaar, de gouden tafel waarop de toonbroden lagen;49 vijf kandelaars ter rechterhand, en vijf kandelaars ter linkerhand, voor de godgewijde plaats, van zuiver goud, met gouden bloemen, lampen en snuiters;50 daarenboven schalen, messen, bekkens, bekers en pannen, van zuiver goud; ook waren de hengsels aan de deur van het huis, binnen in het allerheiligste, en aan de deur van het huis des tempels, van goud.51 Alzo werd al het werk voltooid hetwelk koning Salomo maakte aan het huis des Heren. En Salomo bracht daarin hetgeen zijn vader David geheiligd had, van zilver en goud, en de vaten, en hij legde ze in den schat van het huis des Heren.