the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
1 Koningen 5
1 Hiram nu, de koning van Tyrus, zond zijne knechten tot Salomo, toen hij gehoord had, dat zij hem tot koning gezalfd hadden in zijns vaders plaats; want Hiram had David bemind zolang hij leefde.2 En Salomo zond tot Hiram, en liet aan hem zeggen:3 Gij weet, dat mijn vader David den naam van den Heer, zijnen God, geen huis heeft kunnen bouwen vanwege den oorlog, die rondom hem was, voordat de Heer hen onder zijne voeten vernederde.4 Maar nu heeft de Heer, mijn God, mij rust gegeven van rondom, zodat er geen tegenpartijder meer is noch kwaad, dat mij verhindert.5 Zie, zo heb ik gedacht een huis te bouwen voor den naam van den Heer, mijnen God, zoals de Heer gesproken heeft tot mijnen vader David, zeggende: Uw zoon, dien Ik in uwe plaats zetten zal op uwen troon, die zal mijnen naam een huis bouwen.6 Zo beveel nu, dat men voor mij cederen van den Libanon afhouwe, en dat uwe knechten met mijne knechten zijn; en het loon uwer knechten zal ik u geven, alles zoals gij zegt; want gij weet, dat bij ons niemand is, die hout weet te houwen zoals de Sidonirs.7 Toen nu Hiram de woorden van Salomo hoorde, verblijdde hij zich ten hoogste en sprak: Geloofd zij de Heer heden, die David een wijzen zoon gegeven heeft over dit grote volk.8 En Hiram zond tot Salomo, en liet aan hem zeggen: Ik heb gehoord alles waarom gij tot mij gezonden hebt; ik zal doen naar al uwe begeerte ten aanzien van de cederen en het dennenhout;9 mijne knechten zullen ze van den Libanon afbrengen naar de zee, en ik zal ze in vlotten over de zee doen brengen naar de plaats, die gij mij zult laten weten, en ik zal ze aldaar doen losmaken, en gij zult ze laten halen. Doch gij zult ook mijne begeerte doen, en spijs geven voor mijn huisgezin.
10 Alzo gaf Hiram aan Salomo cederen en dennenhout naar al zijne begeerte;11 en Salomo gaf aan Hiram twintig duizend kor tarwe tot spijs voor zijn huisgezin, en twintig kor gestoten olie; dit gaf Salomo jaarlijks aan Hiram.12 En de Heer gaf Salomo wijsheid, gelijk Hij tot hem gesproken had; en er was vrede tussen Hiram en Salomo, en zij beiden maakten een verbond met elkander.13 En koning Salomo deed ene lichting uit geheel Isral, en deze lichting was van dertig duizend man;14 en hij zond hen naar den Libanon, telkens tien duizend maandelijks, zodat zij ne maand op den Libanon waren, en twee maanden te huis; en Adoniram was over deze lichting.15 En Salomo had zeventig duizend lastdragers, en tachtig duizend, die stenen hieuwen op den berg;16 behalve de oversten en opzieners, die door Salomo over dat werk gesteld waren, namelijk drie duizend en drie honderd, die het opperbevel voerden over het volk, dat aan het werk arbeidde.17 En de koning gebood, dat zij grote en kostelijke stenen zouden uitbreken, namelijk gehouwen stenen voor den grond van dat huis.18 En Salomo's bouwlieden en Hirams bouwlieden en de Giblieten hieuwen ze uit, en zij maakten hout en stenen gereed om het huis te bouwen.