the Week of Proper 28 / Ordinary 33
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
1 Koningen 4
1 Alzo was Salomo koning over geheel Isral.2 En deze waren zijne vorsten: Azarja, de zoon van den priester Zadok;3 Elihoref en Aha, de zonen van Sisa, waren schrijvers; Josafat, de zoon van Ahilud, was kanselier;4 Benaja, de zoon van Jojada, was krijgsoverste; Zadok en Abjathar waren priesters;5 Azarja, de zoon van Nathan, was over de ambtlieden; Zabud, de zoon van den priester Nathan, was des konings vriend;6 Ahisar was hofmeester; Adoniram, de zoon van Abda, was rentmeester.7 En Salomo had twaalf ambtlieden over geheel Isral, die den koning en zijn huis verzorgden: elk had jaarlijks een maand lang te verzorgen.8 En zij heetten aldus: de zoon van Hur op het gebergte van Efram;9 de zoon van Deker te Makaz, en te Salbim, en te Beth-Smes, en te Elon-Beth, en te Hanan;10 de zoon van Hesed te Arubboth, tot hem behoorde ook Socho en het gehele land Hefer;11 de zoon van Abinadab had de gehele landstreek Dor, en Tafath, Salomo's dochter, was zijne huisvrouw;12 Bana de zoon van Ahilud, te Tanach, en te Megiddo, en over geheel Beth-Sean, hetwelk ligt bij Zarethan onder Jizrel, van Beth-Sean tot Abel-Mehola, tot aan gene zijde van Jokmeam;13 de zoon van Geber te Ramoth in Gilead, die had de vlekken van Jair, den zoon van Manasse, in Gilead, en had de streek van Argob, die in Basan ligt, zestig grote steden, bemuurd en met koperen grendels;14 Ahinadab de zoon van Iddo te Mahanam;15 Ahimaz in Naftali, en die nam ook Salomo's dochter Basmath tot vrouw;16 Bana, de zoon van Husai, in Aser en Bealoth;17 Josafat, de zoon van Paruah, in Issaschar;18 Sime, de zoon van Ela, in Benjamin;19 Geber, de zoon van Uri, in het land Gilead, het land van Sihon, den koning der Amorieten en van Og, den koning van Basan, was de enige ambtman in dat land.
20 En die van Juda en Isral waren talrijk als het zand aan de zee, en zij aten en dronken en waren vrolijk.21 Alzo was Salomo heer over al de koninkrijken, van de grote rivier af tot het land der Filistijnen en tot aan den grenspaal van Egypte, die hem geschenken brachten en hem dienden, zolang hij leefde.22 En Salomo moest dagelijks tot spijziging hebben dertig kor meelbloem, zestig kor ander meel,23 tien gemeste runderen, en twintig wei-runderen, en honderd schapen; behalve de herten, de reen, de steengeiten en het gemest gevogelte.24 Want hij heerste in het gehele land aan deze zijde der grote rivier, van Tifsah af tot Gaza toe, over al de koningen aan deze zijde der rivier, en hij had vrede van alle zijden rondom;25 zodat Juda en Isral veilig woonden, elk onder zijn wijnstok en onder zijn vijgeboom, van Dan af tot Ber-Sba toe, zolang als Salomo leefde.26 En Salomo had veertig duizend wagenpaarden en twaalf duizend ruiters.27 En de ambtlieden verzorgden koning Salomo en allen die tot de tafel des konings behoorden, elk in zijne maand, en zij lieten niets ontbreken.28 Ook de gerst en het stro voor de paarden en snelle rijdieren brachten zij naar de plaats, waar hij was, elk naar hetgeen hem voorgeschreven was.
29 En God gaf Salomo zeer veel wijsheid en verstand, en rijke kennis, gelijk het zand, dat aan den oever der zee is;30 zodat Salomo's wijsheid groter was dan die van al de kinderen van het Oosten, en dan de wijsheid van al de Egyptenaars;31 en hij was wijzer dan alle andere mensen, ook wijzer dan de dichters Ethan de Ezrahiet, Heman, Kalkol en Darda, de zonen van Mahol; en hij was vermaard onder al de volken rondom.32 En hij vervaardigde drie duizend spreuken, en zijne liederen waren duizend en vijf.33 En hij sprak ook over de bomen, van den cederboom op den Libanon af tot aan den hysop, die aan den wand wast; ook sprak hij over het vee, de vogels, het gewormte, en de vissen.34 En uit alle volken kwamen er om Salomo's wijsheid te horen, van alle koningen op de aarde, die van zijne wijsheid gehoord hadden.