the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
1 Koningen 19
1 En Achab zeide aan Izbel al wat Ela gedaan had en hoe hij al de profeten van Bal met het zwaard gedood had.2 Toen zond Izbel een bode tot Ela en liet aan hem zeggen: De goden doen mij dit en dat, zo ik niet morgen omtrent dezen tijd aan uwe ziel doe als aan elk van deze zielen.3 Toen hij dit vernam, stond hij op en ging heen om zijn leven te behouden; en hij kwam te Ber-Sba in Juda, en liet zijnen jongen aldaar.4 Maar hij ging de woestijn in, ene dagreis ver, en kwam en zette zich onder een jeneverboom, en hij bad, dat zijne ziel mocht sterven, en sprak: Het is genoeg, neem nu, Heer, mijne ziel weg, want ik ben niet beter dan Mijne vaderen.5 En hij legde zich neder en sliep onder den jeneverboom; en zie, een Engel raakte hem aan, en sprak tot hem: Sta op en eet.6 En hij zag om, en zie, aan zijn hoofdeinde was een geroost brood en ene kruik met water; en toen hij gegeten en gedronken had, legde hij zich weder te slapen.7 En de Engel des Heren kwam ten tweeden male weder, en raakte hem aan en sprak: Sta op en eet, want gij hebt een groten weg voor u.8 En hij stond op, en at en dronk, en ging door de kracht dezer spijs veertig dagen en veertig nachten, tot aan den berg Gods, Horeb.
9 En hij ging aldaar in een spelonk, en bleef aldaar den nacht over. En zie, het woord des Heren kwam tot hem, en hij sprak tot hem: Wat doet gij hier Ela?10 En hij zeide: Ik heb geijverd voor den Heer, den God Zebath; want de kinderen Israls hebben uw verbond verlaten, en uwe altaren afgebroken en uwe profeten met het zwaard gedood, en ik ben alleen overgebleven, en zij trachten mij het leven te benemen.11 En hij sprak: Ga uit en treed op dezen berg voor de ogen des Heren. En zie, de Heer ging voorbij; en een grote en sterke wind, die de bergen scheurde en de steenrotsen verbrak, ging voor den Heer uit; doch de Heer was in dien wind niet. En na dien wind kwam er ene aardbeving, doch de Heer was in die aardbeving niet.12 En na de aardbeving kwam er een vuur, doch de Heer was in dat vuur niet. En na het vuur kwam er een stil en zacht suizen.13 En toen Ela dat hoorde, bedekte hij zijn aangezicht met zijnen mantel en ging uit en trad in den ingang der spelonk. En zie, er kwam ene stem tot hem, die sprak: Wat hebt gij hier te doen Ela?14 En hij zeide: Ik heb voor den Heer Zebath geijverd; want de kinderen Israls hebben uw verbond verlaten, uwe altaren afgebroken en uwe profeten met het zwaard gedood, en ik ben alleen overgebleven, en zij trachten mij het leven te benemen.15 En de Heer sprak tot hem: Ga, keer weder op uwen weg naar de woestijn van Damaskus; ga derwaarts, en zalf Hazal tot koning over Syri,16 en Jehu, den zoon van Nimsi, tot koning over Isral, en Elsa, den zoon van Safat, uit Abel-Mehola, tot profeet in uwe plaats.17 En het zal geschieden, dat wie het zwaard van Hazal ontloopt, dien zal Jehu doden; en wie het zwaard van Jehu ontloopt, dien zal Elisa doden.18 En Ik heb laten overblijven in Isral zevenduizend, wier aller knien zich voor Bal niet gebogen hebben en wier mond hem niet gekust heeft.
19 En hij ging vandaar en vond Elsa, den zoon van Safat, toen hij ploegde met twaalf koppel ossen voor zich uit, en hij was zelf bij het twaalfde; en Ela ging tot hem, en wierp zijnen mantel op hem.20 En hij verliet de runderen en liep Ela achterna, en sprak: Laat mij mijnen vader en mijne moeder kussen, dan zal ik u volgen. En hij sprak tot hem: Ga heen, en kom weder, bedenk wat ik u gedaan heb.21 En hij liep weder van hem, en nam een koppel runderen en slachtte het, en kookte het vlees met het gespan der runderen, en gaf het aan het volk om te eten, en hij stond op en volgde Ela en diende hem.