the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
1 Koningen 15
1 In het achttiende jaar van koning Jerobeam, den zoon van Nebat, werd Abiam koning over Juda.2 Hij regeerde drie jaren te Jeruzalem; zijne moeder heette Macha, de dochter van Abisalom.3 En hij wandelde in al de zonden zijns vaders, die deze Vr hem bedreven had; en zijn hart was niet oprecht met den Heer zijnen God, gelijk het hart van zijnen vader David.4 Maar om Davids wil gaf de Heer, zijn God, hem te Jeruzalem een schijnsel, dat Hij zijnen zoon verwekte na hem, om Jeruzalem te doen staande blijven;5 omdat David gedaan had hetgeen den Heer behaagde, en niet geweken was van al wat Hij hem gebood, zijn leven lang, behalve in het geval van Ura den Hethiet.6 En er was oorlog geweest tussen Rehabeam en Jerobeam zijn leven lang.7 Wat er nu meer van Abiam te zeggen is, en al wat gij gedaan heeft, zie, dat is geschreven in de kronieken der koningen van Juda. Er was ook oorlog tussen Abiam en Jerobeam.8 En Abiam ontsliep met zijne vaderen, en zij begroeven hem in de stad Davids; en Asa zijn zoon werd koning in zijne plaats.
9 In het twintigste jaar nu van Jerobeam, den koning over Isral, werd Asa koning over Juda,10 en hij regeerde een en veertig jaar te Jeruzalem. Zijne moeder heette Macha, de dochter van Abisalom.11 En Asa deed hetgeen den Heer behaagde, gelijk zijn vader David;12 en hij verdreef de schandjongens uit het land, en deed al de afgoden weg, die zijne vaders gemaakt hadden;13 daarenboven ontnam hij ook aan zijne moeder Macha alle gezag, omdat zij een verschrikkelijk afgodsbeeld gemaakt had van Aschera; en Asa roeide dit verschrikkelijke afgodsbeeld uit, en verbrandde het aan de beek Kidron.14 Maar de hoogten werden niet weggenomen; doch het hart van Asa was oprecht met den Heer, zijn leven lang.15 En het zilver en het goud en de vaten van het huis des Heren, die zijn vader geheiligd had, bracht hij weder daarin.16 En er was oorlog tussen Asa en Basa, den koning van Isral, hun leven lang.17 En Basa, de koning van Isral, trok op tegen Juda en versterkte Rama, zodat niemand kon uit trekken of intrekken tot Asa, den koning van Juda.18 Toen nam Asa al het zilver en goud, dat er overgebleven was in den schat van het huis des Heren en in den schat van het huis des konings, en gaf het in de handen zijner knechten, en zond hen tot Benhadad, den zoon van Tabrimmon, den zoon van Hezjon, den koning van Syri, die te Damaskus woonde, en liet aan hem zeggen:19 Er is een verbond tussen mij en u, en tussen mijnen vader en uwen vader, daarom zend ik u een geschenk, zilver en goud, opdat gij het verbond vernietigt, dat gij hebt met Basa, den koning van Isral, en hij van mij terugtrekke.20 En Benhadad hoorde naar koning Asa, en zond zijne hoofdlieden tegen de steden van Isral, en veroverde Ijon, en Dan, en Abel-Beth-Macha, en het gehele Kinneroth, benevens het gehele land Naftali.21 En toen Basa dat hoorde, hield hij op Rama te versterken, en trok weder naar Tirza.22 Koning Asa nu liet uitroepen in geheel Juda, dat niemand zou vrij blijven, om de stenen en het hout van Rama weg te nemen, waarmede Basa gebouwd had; en koning Asa versterkte daarmede Geba-Benjamins en Mizpa.23 Wat er nu meer van Asa te zeggen is, en al zijne macht, en al wat hij gedaan heeft, en de steden, die hij versterkt heeft, zie, dat is geschreven in de kronieken der koningen van Juda. Doch in zijnen ouderdom werd hij krank aan zijne voeten.24 En Asa ontsliep met zijne vaderen, en werd begraven met zijne vaderen in de stad van David, zijnen vader; en Josfat zijn zoon werd koning in zijne plaats.
25 Nadab nu, de zoon van Jerobeam, werd koning over Isral in het tweede jaar van Asa, den koning van Juda, en regeerde over Isral twee jaren;26 en hij deed hetgeen den Heer mishaagde en wandelde op de wegen zijns vaders, en in zijne zonde, met welke hij Isral had doen zondigen.27 En Basa, de zoon van Aha, uit het huis van Issaschar, maakte een verbond tegen hem, en versloeg hem te Gibbethon, dat aan de Filistijnen behoorde; want Nadab en geheel Isral belegerden Gibbethon.28 Alzo doodde Basa hem, in het derde jaar van Asa, den koning van Juda, en werd koning in zijne plaats.29 Toen hij nu koning was, versloeg hij het gehele huis van Jerobeam, en hij liet van Jerobeam niets overblijven wat adem had, totdat hij hem verdelgde, naar het woord des Heren, hetwelk Hij gesproken had door zijnen knecht Aha van Silo,30 om Jerobeams zonden, die hij gedaan had en waarmede hij Isral had doen zondigen, om het tergen, waarmede hij den Heer, den God van Isral, vertoornd had.31 Wat er nu meer van Nadab te zeggen is, en al wat hij gedaan geeft, zie, dat is geschreven in de kronieken der koningen van Isral.32 En er was oorlog tussen Asa en Basa, den koning van Isral, hun leven lang.33 In het derde jaar van Asa, den koning van Juda, werd Basa, de zoon van Aha, koning over geheel Isral te Tirza, vier en twintig jaar lang;34 en hij deed hetgeen den Heer mishaagde, en wandelde in den weg van Jerobeam en in zijne zonde, waarmede hij Isral had doen zondigen.