the Fourth Week of Advent
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
1 Koningen 12
1 En Rehabeam trok naar Sichem, want geheel Isral was te Sichem gekomen om hem koning te maken.2 En Jerobeam, de zoon van Nebat, hoorde dat, toen hij nog in Egypte was, waarheen hij voor koning Salomo gevloden was, en hij woonde in Egypte;3 en zij zonden heen en lieten hem roepen. En Jerobeam en de gehele gemeente van Isral kwamen en spraken met Rehabeam, zeggende:4 Uw vader heeft ons juk te hard gemaakt; maak gij nu den harden dienst en het zware juk van uwen vader, dat hij ons opgelegd heeft, lichter, zo willen wij u onderdanig zijn.5 Hij nu sprak tot hen: Gaat heen tot den derden dag, en komt dan weder tot mij. En het volk ging heen.6 En koning Rehabeam hield raad met de oudsten, die voor zijnen vader Salomo gestaan hadden, toen hij leefde, zeggende: Welk antwoord raadt gij, dat wij aan dit volk zullen geven?7 En zij spraken tot hem: Indien gij heden aan dit volk enen dienst zult doen, en hun ter wille zijn en hen verhoren en hun goede woorden geven zult, zo zullen zij u onderdanig zijn uw leven lang.8 Doch hij verliet den raad der oudsten, dien zij hem gegeven hadden, en hij hield raad met de jongelingen, die met hem opgewassen waren en voor hem stonden.9 En hij sprak tot hen: Wat raadt gij, dat wij aan dit volk zullen antwoorden, die tot mij gezegd hebben: Maak het juk lichter, dat uw vader ons heeft opgelegd?10 En de jongelingen, die met hem opgewassen waren, spraken tot hem: Gij zult tot dit volk, dat tot u zegt: Uw vader heeft ons juk te zwaar gemaakt, maak gij het ons lichter, aldus zeggen: Mijn kleinste vinger zal dikker zijn dan mijns vaders lendenen.11 Nu, mijn vader heeft u een zwaar juk opgeladen, maar ik wil het nog zwaarder over u maken; mijn vader heeft u met geesels gekastijd, maar ik wil u met schorpioenen kastijden.12 En Jerobeam en al het volk kwamen tot Rehabeam op den derden dag, gelijk de koning gesproken had, zeggende: Komt weder tot mij op den derden dag.13 En de koning gaf aan het volk een hard antwoord, en verliet den raad, dien de oudsten hem gegeven hadden,14 en sprak met hen naar den raad der jongelingen, zeggende: Mijn vader heeft uw juk zwaar gemaakt, maar ik wil het nog zwaarder over u maken; mijn vader heeft u met geesels gekastijd, maar ik wil u met schorpioenen kastijden.15 Alzo hoorde de koning naar het volk niet; want het was zo beschikt van den Heer, opdat Hij zijn woord bevestigde, hetwelk Hij door Aha van Silo gesproken had tot Jerobeam, den zoon van Nebat.
16 Toen nu geheel Isral zag, dat de koning hen niet horen wilde, gaf het volk den koning tot antwoord, zeggende: Wat deel hebben wij dan aan David, of wat erve aan den zoon van Isa? Haast u naar uwe hutten, o Isral; voorzie nu uw huis, o David! Alzo ging Isral naar zijne hutten;17 zodat Rehabeam slechts regeerde over de kinderen Israls, die in de steden van Juda woonden.18 En toen koning Rehabeam den rentmeester Adoram zond, wierp geheel Isral hem met stenen, zodat hij stierf; en koning Rehabeam klom haastig op een wagen om naar Jeruzalem te vluchten.19 Alzo viel Isral van het huis van David af tot op dezen dag.20 Toen nu geheel Isral hoorde, dat Jerobeam wedergekomen was, zonden zij heen en lieten hem roepen tot de gemeente, en maakten hem koning over geheel Isral; en niemand volgde het huis van David dan de stam Juda alleen.21 En toen Rehabeam te Jeruzalem kwam, vergaderde hij het gehele huis van Juda en den stam van Benjamin, honderd tachtig duizend jonge strijdbare mannen, om tegen het huis Israls te strijden en het koninkrijk weder aan Rehabeam, den zoon van Salomo, te brengen.22 Doch Gods woord kwam tot Semaja, den man Gods, zeggende:23 Zeg aan Rehabeam, den zoon van Salomo, den koning van Juda, en aan het gehele huis van Juda en Benjamin, en aan het overige volk, zeggende:24 Dus spreekt de Heer Gij zult niet optrekken en strijden tegen uwe broeders, de kinderen Israls; een ieder ga weder naar huis, want dit is van Mij geschied. En zij hoorden naar het woord des Heren, en keerden weder, dat zij heengingen, zoals de Heer gezegd had.
25 Jerobeam nu bouwde Sichem op het gebergte van Efram, en woonde daarin, en trok van daar uit en bouwde Pnul.26 En Jerobeam dacht in zijn hart: Het koninkrijk zal welhaast wederkomen aan het huis van David.27 Als dit volk opgaan zal om offeranden te doen in het huis des Heren te Jeruzalem, zo zal het hart des volks zich keren tot hunnen heer Rehabeam, den koning van Juda; en zij zullen mij doden, en wederkomen tot Rehabeam, den koning van Juda.28 En de koning hield raad, en maakte twee gouden kalveren, en sprak tot hen: Het is u te veel om te gaan naar Jeruzalem: ziehier zijn uwe goden, o Isral, die u uit Egypteland geleid hebben.29 En hij zette het ene te Beth-El, en het andere stelde hij te Dan.30 En dit werd tot zonde; want het volk ging heen naar het ene tot Dan toe.31 Ook maakte hij een huis der hoogte, en stelde priesters aan uit alle standen des volks, die niet van de kinderen van Levi waren;32 en Jerobeam maakte een feest op den vijftienden dag der achtste maand, gelijk het feest in Juda, en offerde op het altaar. Zo deed hij te Beth-El, dat men den kalveren offerde, die hij gemaakt had, en stelde te Beth-El priesters aan der hoogte, die hij gemaakt had.33 En hij offerde op het altaar, dat hij gemaakt had te Beth-El, op den vijftienden dag der achtste maand, die hij uit zich zelven verzonnen had; en hij maakte den kinderen Israls een feest, en offerde op het altaar, opdat men wieroken zou.