the Fourth Week of Advent
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
1 Korinthiërs 14
1 Streeft naar de liefde, en staat naarstig naar de geestelijke gaven, maar allermeest daarnaar, dat gij moogt profeteren.2 Want wie met tongen spreekt, spreekt niet voor mensen, maar voor God; want niemand verstaat het, doch in den geest spreekt hij verborgenheden.3 Maar wie profeteert, spreekt voor mensen tot stichting en tot vermaning en tot vertroosting.4 Wie met tongen spreekt, die sticht zichzelven; maar wie profeteert, die sticht de gemeente.5 Ik wilde, dat gij allen met tongen spreken kondt, maar veelmeer nog, dat gij profeteerdet; want wie profeteert is groter dan wie met tongen spreekt, tenzij dat hij het ook uitlegge, opdat de gemeente daardoor gesticht worde.
6 En nu, broeders, ware het, dat ik tot u kwam en met tongen sprak, wat zou ik u nut zijn, zo ik tot u niet sprak f met openbaring, f met kennis, f met profetie, f met lering?7 Het gaat immers ook zo met de dingen, die geluid geven en nochtans niet leven, hetzij ene fluit of ene harp. Indien zij geen onderscheiden geluid van zich geven, hoe zal men weten wat er op de fluit of op de harp gespeeld wordt?8 En indien de bazuin een onduidelijk geluid geeft, wie zal zich tot den strijd bereiden?9 Alzo ook gij, wanneer gij met tongen spreekt, en geen duidelijke rede geeft, hoe kan men weten wat er gesproken is? Want gij zult in de lucht spreken.10 Het is waar, er zijn velerlei soorten van talen in de wereld, en geen van deze is nochtans zonder betekenis.11 Indien ik dan de betekenis der taal niet weet, zo zal ik onverstaanbaar zijn dengene die spreekt, en hij die spreekt, zal mij onverstaanbaar zijn.12 Alzo ook gij, nademaal gij naarstig staat naar de geestelijke gaven, zo tracht daarin overvloedig te zijn tot stichting der gemeente.13 Daarom, wie met tongen spreekt, die bidde, dat hij het ook uitlegge.14 Indien ik nu met tongen bid, zo bidt mijn geest, maar mijn verstand brengt niemand vrucht aan.
15 Maar hoe zal het dan zijn? Ik zal bidden met den geest, maar zal ook bidden met het verstand; ik zal psalmen zingen in den geest, maar ook psalmen zingen met het verstand.16 Maar als gij dankzegt in den geest, hoe zal degeen die in de plaats des ongeleerden staat, amen zeggen op uwe dankzegging, nademaal hij niet weet wat gij zegt?17 Gij zegt wel behoorlijk dank, maar de ander wordt daardoor niet gesticht.18 Ik dank mijnen God, dat ik meer met tongen spreek dan gij allen;19 maar ik wil in de gemeente liever vijf woorden spreken door mijn verstand, opdat ik ook anderen onderwijze, dan tien duizend woorden met tongen.20 Broeders, wordt geen kinderen in het verstand, maar zijt kinderen in de boosheid, en wordt in het verstand volwassen.
21 In de Wet staat geschreven: "Ik zal met andere tongen en met andere lippen spreken tot dit volk, en ook alzo zullen zij mij niet horen, spreekt de Heer".22 Zo zijn dan de tongen tot een teken, niet den gelovigen maar den ongelovigen; maar de profetie niet den ongelovigen maar den gelovigen.23 Indien dan de gehele gemeente samenkwam in ene plaats, en zij spraken allen met tongen, en er kwamen ongeleerden of ongelovigen in, zouden zij niet zeggen, dat gij uitzinnig waart?24 Maar indien zij allen profeteerden, en er kwam dan een ongelovige of ongeleerde binnen, die zou door allen overtuigd, door allen geoordeeld worden,25 en alzo zou het verborgene zijns harten openbaar worden, en hij zou alzo op zijn aangezicht vallen en God aanbidden, en bekennen, dat God waarlijk in u is.
26 Hoe is het dan, broeders? Wanneer gij samenkomt, en elk van u heeft een psalm, heeft ene onderwijzing, heeft een tong, heeft ene openbaring, heeft ene uitlegging--laat dat alles geschieden tot stichting.27 En zo iemand met tongen spreekt, dat het door twee of ten hoogste drie geschiede, en bij beurten, en dat n het uitlegge;28 maar is er geen uitlegger, zo zwijge hij in de gemeente, en spreke met zichzelven en met God.29 En laat twee of drie profeteerders spreken, en laat de anderen oordelen;30 maar indien er ene openbaring geschiedt aan een ander die daar zit, zo zwijge de eerste.31 Want gij kunt allen profeteren, de een na den ander, opdat zij allen leren en allen vermaand worden.32 En de geesten der profeten zijn den profeten onderdanig;33 want God is niet een God van wanorde, maar van vrede. Gelijk in alle gemeenten der heiligen,
34 laat uwe vrouwen zwijgen in de gemeenten; want het zal haar niet toegelaten worden te spreken, maar onderdanig te zijn, gelijk ook de wet zegt.35 Maar willen zij iets leren, laat haar te huis haar eigen mannen vragen; het misstaat aan vrouwen in de gemeente te spreken.
36 Of is het woord Gods van u uitgegaan, of is het tot u alleen gekomen?37 Indien iemand meent een profeet te zijn of geestelijk, die wete, dat hetgeen ik u schrijf des Heren geboden zijn;38 maar is iemand onwetend, die zij onwetend.39 Daarom, broeders, weest naarstig om te profeteren, maar belet niet met tongen te spreken.40 Laat echter alles eerlijk en ordelijk toegaan.