the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
1 Korinthiërs 13
1 Al ware het, dat ik met mensen tongen en met Engelen-tongen sprak, en ik had de liefde niet, zo ware ik een klinkend metaal of ene luidende schel.2 En al ware het, dat ik profeteren kon, en al de verborgenheden wist en al de kennis, en al het geloof had, zodat ik bergen verzette, en ik had de liefde niet, zo ware ik niets.3 En al ware het, dat ik al mijne have den armen gaf, en mijn lichaam liet verbranden, en ik had de liefde niet, zo ware het mij niet nut.
4 De liefde is lankmoedig en vriendelijk; de liefde is niet afgunstig; de liefde praalt niet, zij is niet opgeblazen;5 zij handelt niet onvoegzaam, zij zoekt het hare niet, zij laat zich niet verbitteren, zij rekent het kwade niet toe;6 zij verblijdt zich niet over ongerechtigheid, maar zij verblijdt zich over waarheid;7 zij bedekt alle dingen, zij gelooft alle dingen, zij hoopt alle dingen, zij lijdt alle dingen.
8 De liefde houdt nimmer op, al zullen de profetien ophouden, en de talen ophouden, en de kennis ophouden.9 Want ons weten is stukwerk, en ons profeteren is stukwerk;10 maar wanneer het volkomene komen zal, dan zal het stukwerk ophouden.11 Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, en was gezind als een kind, en had kindse overleggingen; maar toen ik een man werd, legde ik al wat kinds was.12 Want wij zien nu door een spiegel in een donker woord, maar dan van aangezicht tot aangezicht; nu ken ik stuksgewijze, maar dan zal ik kennen, gelijk ook ik gekend ben.13 En nu blijft geloof, hoop en liefde, deze drie; maar de liefde is de grootste onder deze.