the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
1 Korinthiërs 11
1 Zijt mijne navolgers, gelijk ook ik van Christus ben.2 Ik prijs u, broeders, dat gij in alles aan mij denkt, en de inzettingen onderhoudt, gelijk ik u die gegeven heb.3 Maar ik laat u weten, dat Christus het hoofd is van iederen man, en de man het hoofd van de vrouw, en God het hoofd van Christus.4 Iedere man, die bidt of profeteert, en iets op het hoofd heeft, die onteert zijn hoofd;5 maar ene vrouw, die bidt of profeteert met ongedekten hoofde, onteert haar eigen hoofd; het is even alsof zij geschoren was.6 En wil zij zich niet dekken, zo snijde men haar ook het haar af; maar nu het misstaat, als ene vrouw afgesneden haar heeft of geschoren is, zo dekke zij zich.7 Maar de man zal het hoofd niet dekken, nademaal hij het beeld en de eer Gods is; maar de vrouw is de eer des mans.8 Want de man is niet uit de vrouw, maar de vrouw is uit den man;9 en de man is niet geschapen om de vrouw, maar de vrouw om den man.10 Daarom moet de vrouw ene bedekking op het hoofd hebben, om der Engelen wil.11 Nochtans is de man niet zonder de vrouw, noch de vrouw zonder den man, in den Heer,12 want gelijk de vrouw uit den man is, alzo komt ook de man door de vrouw, en alles uit God.13 Oordeelt bij uzelve, of het welstaat, dat ene vrouw ongedekt tot God bidt?14 Of leert u de natuur niet, dat het een man tot oneer is, als hij lang haar draagt,15 maar dat het een vrouw tot eer is, als zij lang haar draagt? Want het lange haar is haar tot sluier gegeven. --16 Maar is er iemand onder u die lust tot twisten heeft, die wete, dat wij zulk ene gewoonte niet hebben, en Gods gemeenten ook niet.
17 Maar dit u bevelende, kan ik u niet prijzen, dat gij niet ten goede, maar ten kwade samenkomt.18 Want eerstelijk, als gij samenkomt in de gemeente, zo hoor ik, dat er scheuringen onder u zijn; en ten dele geloof ik het.19 Immers er moeten sekten onder u zijn, opdat de beproefden onder u openbaar worden.20 Wanneer gij nu samenkomt, zo houdt men daar niet het avondmaal des Heren;21 want bij het eten neemt ieder zijn eigen avondmaal vooraf, en de een is hongerig, de ander is dronken.22 Hebt gij dan geen huizen, waar gij eten en drinken kunt? Of veracht gij de gemeente Gods en beschaamt degenen, die niet hebben? Wat zal ik u zeggen? Zal ik u prijzen? Hierin prijs ik u niet.
23 Want ik heb van den Heer ontvangen, hetgeen ik u ook heb overgeleverd, dat de Heere Jezus, in den nacht toen hij verraden werd, het brood nam,24 en dankte en het brak, en zeide: Neemt, eet, dit is mijn lichaam, voor u, doet dit tot mijne gedachtenis.25 Desgelijks nam hij na het avondmaal, ook den kelk, en zeide: Deze kelk is het nieuwe verbond in mijn bloed; doet dit, zo dikwijls gij dien drinkt, tot mijne gedachtenls.26 Want zo dikwijls gij dit brood zult eten en uit dezen kelk drinken, zult gij den dood des Heren verkondigen, totdat hij komt.27 Wie nu onwaardiglijk van dit brood eet of uit den kelk des Heren drinkt, is schuldig aan het lichaam en bloed des Heren.28 Maar de mens beproeve zichzelven, en alzo ete hij van het brood en drlnke uit den kelk;29 want wie onwaardiglijk eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelven een oordeel, omdat hij niet onderscheidt het lichaam des Heren.30 Daarom zijn er ook zovele zwakken en kranken onder u, en velen slapen.31 Want indien wij onszelve oordeelden, zo zouden wij niet geoordeeld worden;32 maar wanneer wij geoordeeld worden, zo worden wij door den Heer getuchtigd, opdat wij niet met de wereld veroordeeld worden.33 Daarom, mijne broeders, als gij samenkomt om te eten, zo wacht op elkander.34 Maar hongert iemand, die ete te huis, opdat gij niet tot een oordeel samenkomt. Het overige nu zal ik verordenen, als ik kom.