Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

1 Kronieken 26

1 Voorts de afdelingen der deurwachters: uit de Korachieten, Meselemja de zoon van Kor, uit de zonen van Asaf.2 En de zonen van Meselemja waren deze: de eerstgeborene Zecharja, de tweede Jedial, de derde Zebadja, de vierde Jathnil,3 de vijfde Elam, de zesde Johanan, de zevende Eljonai.4 En Obed-Edoms zonen waren deze: de eerstgeborene Semaja, de tweede Jozabad, de derde Joah, de vierde Sachar, de vijfde Nethanel,5 de zesde Ammil, de zevende Issaschar, de achtste Pellethai; want God had hem gezegend.6 En aan zijnen zoon Semaja werden ook zonen geboren, die in hunne familin gezag hadden; want zij waren kloeke mannen.7 De zonen van Semaja waren: Othni, Refal, Obed en Elzabad, wiens broeders, Elihu en Semachja, kloeke mannen waren.8 Deze allen waren uit de zonen van Obed-Edom, zij met hunne zonen en broeders, kloeke lieden, geschikt tot ambten; twee en zestig waren er van Obed-Edom.9 En Meselemja's zonen en broeders, kloeke mannen, waren achttien.10 En Hosa, uit de kinderen van Merari, had zonen: de voornaamste was Simri; want de eerstgeborene was er niet, daarom stelde zijn vader hem tot den voornaamste;11 de tweede Hilka, de derde Tebalja, de vierde Zecharja; al de zonen en broeders van Hosa waren dertien.12 Dit is de afdeling der deurwachters, onder de hoofden der helden in het ambt, benevens hunne broeders, om te dienen in het huis des Heren.13 En het lot werd geworpen voor den kleine als den grote, naar hun stamhuis, voor elke poort.14 Het lot tegen het Oosten viel op Selemja; en over zijnen zoon Zecharja, die een kloek raadsman was, wierp men het lot, en het viel voor hem tegen het Noorden;15 voor Obed-Edom tegen het Zuiden, en voor zijne zonen bij het huis Esuppim;16 en voor Suppim en Hosa tegen het Westen, bij de poort Schallchet, waar men gaat op den weg, waar de wachten tegenover elkander staan.17 Tegen het Oosten waren zes Levieten, tegen het Noorden des daags vier, tegen het Zuiden des daags vier, en bij Esuppim aan weerszijde twee;18 bij Parbar tegen het Westen vier aan den weg, en twee bij Parbar.19 Dit zijn de verdelingen der deurwachters onder de zonen der Korachieten en onder de zonen van Merari.

20 En van de Levieten was Aha over de schatten van het huis Gods en over de schatten der geheiligde dingen.21 Wat Ladans zonen betreft, de zonen van den Gersoniet Ladan waren familie-hoofden, de Jehilieten.22 De zonen van Jehili waren: Zetham en zijn broeder Jol, over de schatten van het huis des Heren.23 Onder de Amramieten, Jizharieten, Hebronieten en Uzzilieten was24 Sebul, de zoon van Gersom, den zoon van Mozes, oppertoeziener over de schatten.25 En zijn broeder Elizer had een zoon Rehabja, diens zoon was Jesaja, diens zoon was Joram, diens zoon was Selomith.26 Deze Selomith en zijne broeders waren over al de schatten der geheiligde dingen, welke koning David geheiligd had, en de familie-hoofden, de oversten over duizend en over honderd, en de oversten in het heir:27 zij hadden het geheiligd van de oorlogen en van den buit, om het huis des Heren te verbeteren.28 Ook alles wat Samul de ziener, en Saul de zoon van Kis, en Abner de zoon van Ner, en Joab de zoon van Zeruja, geheiligd hadden, al dat geheiligde was onder de hand van Selomith en zijne broeders.

29 Onder de Jizharieten was Kenanja met zijne zonen voor het buitenwerk in Isral, tot ambtlieden en rechters.30 Onder de Hebronieten was Hasabja en zijne broeders, kloeke lieden, duizend en zevenhonderd, over de ambten in Isral aan deze zijde van den Jordaan tegen het Westen, tot allerlei werk des Heren en om den koning te dienen.31 Zo was ook onder de Hebronieten Jera de voornaamste zijns geslachts onder de Hebronieten, naar de stamhuizen; --in het veertigste jaar van Davids regering werden onder hen gezocht en gevonden kloeke helden te Jazer in Gilead--32 en zijne broeders, twee duizend en zevenhonderd kloeke mannen, hen stelde David over de Rubenieten, Gadieten en den halven stam Manasse, voor al de aangelegenheden Gods en des konings.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile