the Fourth Week of Advent
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
1 Kronieken 25
1 En David, benevens de hoofdlieden des heirs, verdeelden het dienstwerk onder de zonen van Asaf, van Heman en Jeduthun, de profeten, met harpen, fluiten en cymbalen; en zij werden geteld, die bekwaam waren tot dat werk naar hun ambt.2 Van de zonen van Asaf waren: Zakkur, Jozef, Nethanja, Asarla, zonen van Asaf, onder Asaf, die voor den koning profeteerde.3 Wat Jeduthun betreft, Jeduthuns zonen waren: Gedalja, Zeri, Jesaja, Hasabja, Mattihja, Sime deze zes, onder hunnen vader Jeduthun, met harpen, die profeteerden om den Heer te danken en te loven.4 Wat Heman betreft, Hemans zonen waren: Bukka, Mattanja, Uzzil, Sebul, Jerimoth, Hananja, Hanani, Eliatha, Giddalti, Romamti-Ezer, Josbekasa, Mallothi, Hothir en Mahazioth.5 Deze allen waren zonen van Heman, den ziener des konings in goddelijke zaken, om den hoorn te verheffen; want God had Heman gegeven veertien zonen en drie dochters.6 Deze allen waren onder hunne vaders Asaf, Jeduthun en Heman, om te zingen in het huis des Heren, met cymbalen, fluiten en harpen, naar het ambt in het huis Gods, bij den koning.7 En hun getal met dat hunner broeders, die in het gezang des Heren geleerd waren, allen meesters, was tweehonderd acht en tachtig.
8 En zij wierpen het lot over hun ambt, gelijkelijk voor den kleinste als voor den grootste, den meester als den leerling.9 Het eerste lot onder Asaf viel op Jozef; het tweede op Gedalja, met zijne broeders en zonen, die waren twaalf;10 het derde op Zakkur, met zijne zonen en broeders, die waren twaalf;11 het vierde op Jizri, met zijne zonen en broeders, die waren twaalf;12 het vijfde op Nethanja, met zijne zonen en broeders, die waren twaalf;13 het zesde op Bukka, met zijne zonen en broeders, die waren twaalf;14 het zevende op Jesarla, met zijne zonen en broeders, die waren twaalf;15 het achtste op Jesaja met zijne zonen en broeders, die waren twaalf;16 het negende op Mattanja, met zijne zonen en broeders, die waren twaalf;17 het tiende op Sime, met zijne zonen en broeders, die waren twaalf;18 het elfde op Azarel, met zijne zonen en broeders, die waren twaalf;19 het twaalfde op Hasabja, met zijne zonen en broeders, die waren twaalf;20 het dertiende op Subal, met zijne zonen en broeders, die waren twaalf;21 het veertiende op Mattithja, met zijne zonen en broeders, die waren twaalf;22 het vijftiende op Jeremoth, met zijne zonen en broeders, die waren twaalf;23 het zestiende op Hananja, met zijne zonen en broeders, die waren twaalf;24 het zeventiende op Josbekasa, met zijne zonen en broeders, die waren twaalf;25 het achttiende op Hanani, met zijne zonen en broeders, die waren twaalf;26 het negentiende op Mallothi, met zijne zonen en broeders, die waren twaalf;27 het twintigste op Eliatha, met zijne zonen en broeders, die waren twaalf;28 het een en twintigste op Hothir, met zijne zonen en broeders, die waren twaalf;29 het twee en twintigste op Giddalti, met zijne zonen en broeders, die waren twaalf;30 het drie en twintigste op Mahazioth, met zijne zonen en broeders, die waren twaalf:31 het vier en twintigste op Fomamti-Ezer, met zijne zonen en broeders, die waren twaalf.