the Week of Proper 28 / Ordinary 33
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
1 Kronieken 27
1 Dit waren de kinderen Israls naar hun getal, de familiehoofden, de oversten over honderd en hunne ambtslieden die den koning dienden, naar hunne afdelingen om op te trekken en af te trekken maand aan maand, in al de maanden des jaars; elke afdeling van vier en twintig duizend.2 Over de eerste afdeling van de eerste maand was Jasobeam, de zoon van Zabdil, en in zijne afdeling waren vier en twintig duizend.3 Uit de kinderen van Perez was hij de overste over al de hoofdlieden der heiren in de eerste maand.4 Over de afdeling van de tweede maand was Doda, de Ahohiet, en Mikloth was vorst over zijne afdeling; en in zijne afdeling waren vier en twintig duizend.5 De derde veldoverste, in de derde maand, was de overste Benaja, de zoon van den priester Jojada, en in zijne afdeling waren vier en twintig duizend.6 Dit is Benaja, de held onder dertig en over dertig; en zijne afdeling was onder zijnen zoon Ammizabad.7 De vierde, in de vierde maand, was Asal, Joabs broeder, en na hem Zebadja zijn zoon, en in zijne afdeling waren vier en twintig duizend.8 De vijfde, in de vijfde maand, was Samhuth, de Jizrahiet; en in zijne afdeling waren vier en twintig duizend.9 De zesde, in de zesde maand, was Ira, de zoon van Ikkes, de Tekoet; en in zijne afdeling waren vier en twintig duizend.10 De zevende, in de zevende maand, was Helez, de Peloniet, uit de kinderen Efraims; en in zijne afdeling waren vier en twintig duizend.11 De achtste, in de achtste maand, was Sibbecha, de Hussathiet, uit de Zerahieten; en in zijne afdeling waren vier en twintig duizend.12 De negende, in de negende maand, was Abizer de Anathothiet, uit de Benjaminieten; en in zijne afdeling waren vier en twintig duizend.13 De tiende, in de tiende maand, was Maharai de Netofathiet, uit de Zerahieten; en in zijne afdeling waren vier en twintig duizend.14 De elfde, in de elfde maand, was Benaja, de Pirathoniet, uit de kinderen Eframs; en in zijne afdeling waren vier en twintig duizend.15 De twaalfde, in de twaalfde maand, was Heldai de Netofathiet, uit Othnil, en in zijne afdeling waren vier en twintig duizend.
16 En onder de stammen van Isral waren dezen: onder de Rubenieten was Elizer, de zoon van Zichri, het opperhoofd; onder de Simeonieten was Sefatja, de zoon van Macha;17 onder de Levieten was Hasabja, de zoon van Kemul; onder de Aronieten was Zadok;18 onder Juda was Elihu, uit Davids broeders; onder Issaschar was Omri, de zoon van Michal;19 onder Zebulon was Jismaja, de zoon van Obadja; onder Naftali was Jerimoth, de zoon van Azril;20 onder de kinderen Eframs was Hosa, de zoon van Azazja; onder den halven stam Manasse was Jol, de zoon van Pedaja;21 onder den halven stam Manasse in Gilead was Jiddo, de zoon van Zecharja; onder Benjamin was Jasil, de zoon van Abner;22 onder Dan was Azarel, de zoon van Jeroham. Dit zijn de vorsten der stammen van Isral.23 David nu nam het getal dergenen, die twintig jaar en daarbeneden waren, niet op; want de Heer had gezegd, dat Hij Isral vermenigvuldigen zou als de sterren aan den hemel.24 Joab, de zoon van Zeruja, had begonnen te tellen, doch volbracht het niet, want een toorn kwam deswege over Isral; daarom kwam het getal niet in de kroniek van koning David.25 Over den schat des konings was Azmveth, de zoon van Adil; en over den voorraad op het land, in de steden, de dorpen en wachttorens, was Jonathan, de zoon van Uzza;26 over de akkerlieden om het land te bebouwen was Ezri, de zoon van Kelub;27 over de wijngaarden was Sime, de Ramathiet; over de wijnkelders en den voorraad des wijns was Zabdi, de Sifmiet;28 over de olijftuinen en wilde vijgebomen op de vlakte was Balhanan, de Gederiet; over den voorraad van olie was Joas;29 over de wei-runderen te Saron was Sitra, de Saroniet; en over de runderen in de valleien was Safat, de zoon van Adlai;30 over de kamelen was Obil, de Ismaliet, over de ezelinnen was Jehdeja, de Meronothiet;31 over de schapen was Jaziz, de Hagareen. Deze allen waren opzieners over de goederen van koning David.32 En Jonathan, Davids neef, was raadsheer, een verstandig man, en kanselier; en Jehil, de zoon van Hachmoni, was bij des konings zonen.33 Achitfel was ook raad des konings; en Husai de Arkiet was des konings vriend.34 Na Achithfel waren Jojada, de zoon van Benaja, en Abjathar; en Joab was krijgsoverste des konings.