the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
1 Kronieken 20
1 En toen het jaar om was, ten tijde dat de koningen uittrekken, voerde Joab het heirleger, en verwoestte het land der kinderen Ammons, en kwam en belegerde Rabba; doch David bleef te Jeruzalem. En Joab sloeg Rabba en verdelgde het.2 En David nam de kroon van het hoofd huns konings, en bevond haar gewicht een talent goud met edelgesteenten; en zij werd David op het hoofd gezet; ook voerde hij zeer veel buit uit de stad.3 En het volk, dat er in was, voerde hij uit, en legde hen onder zagen en ijzeren dorswagens en bijlen: zo deed David aan al de steden der kinderen Ammons. En David trok met het volk weder naar Jeruzalem.
4 Daarna ontstond er een strijd te Gezer tegen de Filistijnen; toen versloeg Sibbecha, de Hussathiet, Sippa, die van de kinderen van Rafa was, en bracht hen ten onder.5 En er ontstond nog een strijd tegen de Filistijnen; toen versloeg Elhanan, de zoon van Jar, Lachmi, den broeder van Goliath den Gethiet, van wiens spies de schacht was als een weversboom.6 En er ontstond nog een strijd te Gath; en er was een lang man, die had aan weerszijden zes vingers en zes tenen, dat is vier en twintig; en hij stamde ook van de reuzen af.7 En hij hoonde Isral; maar Jonathan, de zoon van Simea, Davids broeder, versloeg hem.8 Dezen waren afstammelingen van de reuzen te Gath, en zij vielen door de hand van David en van zijne knechten.