the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
1 Kronieken 19
1 En na dezen stierf Nahas, de koning der kinderen Ammons, en zijn zoon werd koning in zijne plaats.2 Toen zeide David: Ik wil barmhartigheid doen aan Hanun, den zoon van Nahas, want zijn vader heeft aan mij barmhartigheid gedaan. En hij zond gezanten heen om hem te troosten over zijn vader. En toen Davids knechten in het land der kinderen Ammons kwamen tot Hanun om hem te troosten,3 spraken de vorsten der kinderen Ammons tot Hanun: Meent gij, dat David uwen vader eert voor uwe ogen, omdat hij troosters tot u gezonden heeft? Ja, zijne knechten zijn tot u gekomen om het land te doorzoeken, het om te keren en het te bespieden.4 Toen nam Hanun Davids knechten en schoor hen, en sneed hunne klederen half af tot aan de lendenen, en liet hen gaan.5 En zij gingen heen, en men gaf David bericht van deze mannen; en hij zond hun te gemoet, want die mannen waren zeer geschonden; en de koning sprak: Blijft te Jericho, totdat uw baard weder gewassen is, en komt dan weder.
6 Toen nu de kinderen Ammons zagen, dat zij bij David in een kwaden reuk gekomen waren, zonden Hanun en de kinderen Ammons duizend talenten zilver om zich wagens en ruiters te huren uit Mesopotami, uit Syri, uit Macha en uit Zoba;7 en zij huurden twee en dertig duizend wagens, benevens den koning van Macha en zijn volk, die kwamen en legerden zich voor Medeba; en de kinderen Ammons vergaderden zich ook uit hunne steden, en kwamen tot den strijd.8 Toen David dit hoorde, zond hij Joab heen met het geheel heir der krijgslieden.9 En de kinderen Ammons waren uitgetrokken en rustten zich toe tot den strijd Vr de stadspoort, en de koningen, die gekomen waren, stonden afzonderlijk in het veld.10 Toen nu Joab zag, dat de strijd op hem aangelegd was van voren en van achteren, koos hij al de jonge manschap in Isral uit, en rustte zich toe tegen de Syrirs;11 en het overige volk stelde hij onder de hand van Abisa, zijnen broeder, opdat zij zich toerusten zouden tegen de kinderen Ammons.12 En hij zeide: Indien de Syrirs mij te sterk worden, zo kom mij te hulp, en indien de kinderen Ammons u te sterk worden, zo zal ik u te hulp komen.13 Heb goeden moed, en laat ons dapper zijn voor ons volk en voor de steden van onzen God; de Heer nu doe wat Hem behaagt.14 En Joab naderde met het volk, dat bij hem was, om tegen de Syrirs te strijden; en zij vloden voor hem.15 Toen nu de kinderen Ammons zagen, dat de Syrirs vloden, vloden zij ook voor Abisa, zijnen broeder, en trokken binnen de stad. En Joab kwam te Jeruzalem.16 Toen nu de Syrirs zagen, dat zij voor Isral geslagen waren, zonden zij boden heen, en brachten de Syrirs bijeen van de overzijde der rivier; en Sofach, de krijgsoverste van Hadarzer trok voor hen uit.17 Toen dit aan David bericht werd, vergaderde hij geheel Isral, en trok over den Jordaan, en kwam tot hen, en rustte zich toe tegen hen; en nadat David zich toegerust had tot den strijd tegen de Syrirs, streden zij tegen hem.18 En de Syrirs vloden voor Isral, en David versloeg van de Syrirs zeven duizend wagens en veertig duizend man te voet, daarenboven doodde hij Sofach, den krijgsoverste.19 En toen de knechten van Hadarzer zagen, dat zij voor Isral geslagen waren, maakten zij vrede met David, en werden hem onderdanig; en de Syrirs wilden den kinderen Ammons niet meer te hulp komen.