the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
1 Kronieken 12
1 Dezen zijn het, die tot David kwamen te Ziklag, toen hij zich nog afgezonderd moest houden voor Saul, den zoon van Kis; en zij waren ook onder de helden, die tot den strijd hielpen,2 geoefende schutters met de rechter hand en linkerhand, voor stenen, pijlen en boog, uit de broeders van Saul, uit Benjamin.3 De voornaamsten: Ahizer en Joas, zonen van Sema den Gibeathiet; voorts Jezil en Pelet, zonen van Azmveth; Beracha, en Jehu de Anathothiet;4 Jismaja de Gibeoniet, een held van de dertig, en boven de dertig; Jeremia, Jahazil. Johanan, Jozabad de Gederathiet;5 Eluzai, Jerimoth, Bealja, Semarja, Sefatja de Harufiet;6 Elkana, Jissa, Azarel, Jozer, Jasobam, de Korachieten;7 Jola en Zebadja, zonen van Jeroham uit Gedor.8 En van de Gadieten scheidden zich af tot David naar de veilige plaats in de woestijn, sterke helden en krijgslieden, die schild en spies voerden; en hun aangezicht was als dat der leeuwen; en zij waren snel als de reen op de bergen.9 De eerste Ezer, de tweede Obadja, de derde Eliab,10 de vierde Mismanna, de vijfde Jeremia,11 de zesde Atta, de zevende Elil,12 de achtste Johanan, de negende Elzabad,13 de tiende Jeremia, de elfde Machbanna.14 Dezen waren uit de kinderen van Gad, hoofden des heirs: de geringsten over honderd, en de voornaamsten over duizend.15 Die zijn het, die over den Jordaan gingen in de eerste maand, toen hij vol was aan beide zijne oevers, zodat zij verdreven alle bewoners der valleien tegen het Oosten en tegen het Westen.16 Ook kwamen er van de kinderen van Benjamin en Juda tot de veilige plaats van David.17 En David ging tot hen uit, en antwoordde en sprak tot hen: Indien gij in vrede tot mij komt om mij te helpen, zo zal mijn hart met u zijn; maar is het, dat gij met list komt en om tegen mij te zijn, daar er toch geen misdaad aan mij is, zo zie het de God onzer vaderen en straffe het.18 En de Geest kwam over Amasa, den hoofdman over de dertig, en hij zeide: Wij zijn de uwen, o David, en met u houden wij het, o zoon van Isa. Vrede, vrede zij met u, en vrede zij met uwe helpers; want uw God helpt u. Toen nam David hen aan, en stelde hen tot hoofden over de krijgslieden.19 Ook uit Manasse kwamen er over tot David, toen hij met de Filistijnen tegen Saul tot den strijd kwam, schoon hij hen niet hielp; want de vorsten der Filistijnen lieten hem met overleg van zich, zeggende: Indien hij tot zijnen heer Saul overliep, zo mocht het ons onzen hals kosten.20 Toen hij nu naar Ziklag trok, liepen tot hem over uit Manasse: Adnah, Jozabad, Jedial, Michal, Jozabad, Elihu en Zilletha, hoofden over duizend in Manasse.21 En zij hielpen David tegen de benden, want zij waren allen dappere helden, en werden hoofdlieden over het heir.22 Alzo kwamen er alle dagen tot David om hem te helpen, totdat er een groot heir opstond, als een heir Gods.
23 En dit is het getal der hoofden tot den strijd toegerust, die tot David te Hebron kwamen, om het koningschap van Saul tot hem over te brengen naar het woord des Heren.24 Uit de kinderen van Juda, die schilden en spiesen droegen, waren er zes duizend en achthonderd, toegerust tot den strijd.25 Uit de kinderen van Simeon, dappere helden tot den strijd, zeven duizend en honderd.26 Uit de kinderen van Levi vierduizend en zeshonderd.27 En Jojada, de vorst over die van Aron, met drieduizend en zevenhonderd.28 Zadok, de jongeling, een dapper held, met zijns vaders huis, twee en twintig oversten.29 Uit de kinderen Benjamins, Sauls broeders, drie duizend; want tot op dien tijd hielden velen van hen het nog met het huis van Saul.30 Uit de kinderen Eframs twintig duizend en acht honderd, dappere helden en beroemde mannen in het huis hunner vaderen.31 Uit den halven stam Manasse achttien duizend, die met name genoemd werden, om te komen en David koning te maken.32 Uit de kinderen Issaschars, die verstandig waren om te weten wat Isral op elken tijd te doen stond, tweehonderd hoofdlieden; en al hunne broeders volgden hun woord.33 Uit Zebulon, die in het heir tot den strijd uittrokken, met allerlei wapenen tot den strijd toegerust, vijftig duizend, om zich eendrachtig in slagorde te schikken.34 Uit Naftali duizend hoofdlieden; en met hen, die schilden en spiesen voerden, zeven en dertig duizend.35 Uit Dan, tot den strijd toegerust, acht en twintig duizend en zeshonderd.36 Uit Aser, die in het heir uittrokken, tot den strijd toegerust, veertig duizend.37 En van gene zijde van den Jordaan, van de Rubenieten, Gadieten en den halven stam Manasse, met allerlei wapenen tot den strijd, honderd twintig duizend.38 Al deze krijgslieden, tot de slagorde geschikt, kwamen van ganser harte naar Hebron, om David koning te maken over geheel Isral; ook was al het overige Isral slechts n hart om David koning te maken.39 En zij waren aldaar bij David drie dagen, en aten en dronken; want hunne broeders hadden voor hen toebereid.40 Ook die de naasten rondom hen waren, tot aan Isaschar, Zebulon en Naftali toe, brachten op ezels, kamelen, muilezels en runderen, brood om te eten, alsook meel, vijgen, rozijnen, wijn, olie, runderen en schapen, in menigte; want er was vreugde in Isral.