the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Zacharia 3
1 Hij toonde mij den hogepriester Jozua, staande voor den engel des Heeren, terwijl de Satan aan zijn rechterhand stond om hem aan te klagen.2 En de engel des Heeren zeide tot den Satan: De Heer bestraffe u, Satan! De Heer, die Jeruzalem uitverkoren heeft, bestraffe u! Is deze niet een uit het vuur gerukt brandhout?3 Jozua nu was met een vuil gewaad bekleed en stond voor den engel.4 Deze hief aan en zeide tot hen die voor hem stonden: Neemt hem die vuile klederen af--en hij zeide tot hem: Zie, ik heb uw schuld van u weggenomen--bekleedt hem met een rijk gewaad en zet een reinen tulband op zijn hoofd.5 Hierop zetten zij hem den reinen tulband op het hoofd en trokken hem reine klederen aan, terwijl de engel des Heeren er bij stond.6 Toen gaf de engel des Heeren aan Jozua de verzekering:7 Zo zegt de Heer der heirscharen: Indien gij op mijn wegen wandelt en mijn geboden onderhoudt, zult gijzelf en mijn huis besturen en mijn voorhoven bewaken, en zal ik u geven te verkeren onder hen die hier staan.
8 Hoor toch, hogepriester Jozua, gij en uw gezellen die voor u zitten zijt mannen die ten wonderteken dienen dat ik mijn dienaar Spruit doe komen.9 Want zie den steen dien ik voor Jozua heb gelegd: op een steen zijn zeven ogen; ik heb gegraveerd wat er op staat, spreekt de Heer der heirscharen, en zal de schuld van dit land op een dag delgen.10 Te dien dage, spreekt de Heer der heirscharen, zult gij elkander uitnodigen onder wijnstok en vijgeboom.