the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Psalmen 141
1 Een psalm van David. Heer, ik roep u aan, spoed u tot mij; leen mij het oor wanneer ik tot u roep;2 zij in uw oog mijn gebed als offerwierook, mijn opheffen der handen als een avondoffer.3 Zet, Heer, een wacht voor mijn mond, behoed de deur mijner lippen.4 Geef dat mijn hart zich niet tot iets slechts neige, zodat ik in snoodheid wandaden zou plegen, met mannen die euveldaders zijn; dat ik mij niet vergaste aan hun lekkernijen.
5 Slaat mij een gerechte, dat is goedheid; tuchtigt hij mij, dat is zalf voor het hoofd; mijn hoofd weigere het niet, nog rijze mijn bede onder het kwaad dat zij mij aandoen;6 zelfs als hun rechters mij langs de rots naar beneden werpen, mogen zij horen dat mijn woorden liefelijk zijn.7 Gelijk wanneer men den bodem bewerkt en doorploegt, zo ligt ons gebeente verstrooid aan den muil van het dodenrijk.8 Want op u, Heere God, zijn mijn ogen geslagen; bij u zoek ik mijn toevlucht; giet mijn leven niet uit.9 Bewaar mij voor den strik dien zij mij gespannen hebben, voor de valstrikken der euveldaders;10 dat de bozen in hun eigen netten vallen, altegader, terwijl ik voorbijga!