the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Spreuken 25
1 Ook dit zijn spreuken van Salomo, welke de mannen van Hizkia, den koning van Juda, hebben bijeengebracht.
2 Het is Gods eer iets te verbergen, der koningen eer iets uit te vorschen.3 Des hemels hoogte, der aarde diepte, der koningen hart--ondoorgrondelijk zijn zij.
4 Weg met de slakken uit het zilver! dan komt een vat van den zilversmid te voorschijn;5 weg met den boze uit des konings tegenwoordigheid! dan staat zijn troon door gerechtigheid vast.
6 Wees niet aanmatigend in tegenwoordigheid van een koning, en stel u niet op de plaats der groten;7 want het is beter dat men tot u zegt: Ga hoger op; hierheen! dan dat men u vernedert voor een aanzienlijke, dien gij toch wel gezien hadt.
8 Ga er niet haastig op uit om te twisten; anders, wat zult gij ten slotte doen, wanneer uw naaste u aan de kaak stelt?9 Doe uw twist met uw partij af, en maak eens anders geheim niet openbaar;10 opdat niet wie het hoort u schandvlekke en gij voorgoed een slechten naam krijgt.
11 Gouden appels op zilveren schalen--een woord op zijn pas gesproken.12 Een gouden neusring en een sieraad van edel metaal--voor het luisterend oor een wijs vermaner.
13 Als afkoeling door sneeuw op een oogstdag is een betrouwbare bode voor zijn zender: hij doet zijn heer weer opleven.
14 Wolken en wind, en toch geen regen--iemand die praalt met een gift waarvan niets komt.
15 Door lijdzaamheid wordt een machtige vermurwd, een zachte tong verbreekt beenderen.
16 Hebt gij honing gekregen, eet zoveel u dienstig is; opdat gij er niet zat van wordt en hem uitspuwt.
17 Zet niet te vaak uw voet in uws naasten huis; opdat hij u niet zat worde en u ga haten.
18 Een knots, een zwaard en een scherpe pijl--iemand die als een vals getuige tegen een ander optreedt.
19 Een slechte tand en een zwikkende voet--een trouweloze ten dage der benauwdheid.
20 Azijn op hoofdzeer--medezingen in het koor met een bedroefd hart.
21 Indien uw vijand hongert, geef hem brood te eten, heeft hij dorst, geef hem water te drinken;22 want zo hoopt gij kolen vuurs op zijn hoofd, en de Heer zal het u vergelden.
23 De noordenwind brengt stortregens voort, en een heimelijk gesprek boze gezichten.
24 Beter te wonen op den hoek van een dak dan een kijfachtige vrouw tot huisgenote.
25 Fris water voor een amechtige--een goede tijding uit een ver land.
26 Een troebel gemaakte bron, een bedorven wel--een rechtschapene die wankelend staat voor een boze.
27 Veel honing eten is niet goed, maar het nasporen van zware dingen is een eer.
28 Een stad met een bres, een ontmantelde--een man zonder zelfbeheersching.