the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Spreuken 24
1 Wees niet afgunstig op slechte mensen, en begeer hun gezelschap niet;2 want hun hart zint op vernieling, hun lippen spreken tot onheil.
3 Door wijsheid wordt een huis gebouwd, door verstand wordt het bevestigd;4 door kennis worden de kamers gevuld met allerlei kostelijke en liefelijke goederen.5 Een wijs man is sterk, iemand van kennis oefent kracht;6 want met overleg kunt gij oorlog voeren, en er is heil waar de raadgevers talrijk zijn.
7 Peperduur is de wijsheid voor den dwaas; in de poort doet hij zijn mond niet open.8 Wie met overleg kwaad doet--hem noemt men een uitgestudeerden kerel.9 Zonde is een uitrekening der zotheid, iets afschuwelijks voor den mens is de spotter.
10 Gedraagt gij u slap ten dage der benauwdheid, dan komt uw kracht in het nauw.
11 Red hen die terechtgesteld zullen worden, die wankelend ten dode gaan--laat het toch niet na!12 Wanneer gij zegt: Zie, wij wisten er niet van--de weger der harten, zou hij het niet opmerken? Ja, hij die op u let, hij draagt er wel kennis van en zal den mens naar zijn doen vergelden.
13 Eet honing, mijn zoon, want die smaakt goed, en honingzeem is zoet voor uw gehemelte;14 erken dat de wijsheid dat ook is voor uw ziel! hebt gij haar gevonden, dan is er een toekomst, en zal uw hoop blijken niet ijdel te zijn.
15 Loer niet, booswicht, op de woning des rechtschapenen, verniel zijn verblijf niet;16 want zevenmaal valt de rechtschapene en staat hij weer op, maar de bozen struikelen in den rampspoed.
17 Verblijd u niet wanneer uw vijand valt, wanneer hij struikelt verheuge zich uw hart niet;18 opdat niet de Heer het zie en het hem mishage, en hij zijn toorn van hem afwende.
19 Wees niet afgunstig op de kwaaddoeners, noch naijverig op de bozen;20 want de slechtaard heeft geen toekomst, het licht der bozen gaat uit.
21 Vrees, mijn zoon, den Heer en den koning, geef u niet af met hun vijanden;22 want plotseling daagt hun ondergang, en het uiteinde hunner jaren, wie kent dat?
23 Ook deze zijn van wijzen. Partijdigheid in het gericht is niet goed.24 Wie tot hem die ongelijk heeft zegt: Gij zijt in uw recht! hem zullen volken vloeken, natien verwensen.25 Maar den bestraffers gaat het goed, over hen komt een bede om geluk.26 Een kus op de lippen drukt wie treffelijke woorden ten bescheid geeft.
27 Maak uw werk buiten in orde, en bereid het op den akker; daarna kunt gij uw huis bouwen.
28 Leg niet zonder noodzaak getuigenis tegen iemand af, en doe geen dwaze dingen met uw lippen.29 Zeg niet: Zoals hij mij deed zal ik hem doen; ik geef ieder loon naar werken.
30 Ik kwam eens voorbij den akker van een luiaard, voorbij den wijngaard van een verstandeloos mens,31 en zie, hij was geheel begroeid met onkruid, gans bedekt met distels, en zijn stenen muur was omvergehaald.32 Dit aanschouwende, richtte ik er mijn hart op, dit ziende, ontleende ik er een waarschuwing aan:33 een weinig slapens, een weinig sluimerens, een weinig handenvouwens, al neerliggende;34 zo overvalt u de armoede als een vagebond, het gebrek als een bandiet.