the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Spreuken 26
1 Als sneeuw in den zomer, als regen in den oogsttijd, zo slecht past eer bij een dwaas.
2 Zoals een mus die wegfladdert, een zwaluw die heenvliegt, zo is een onverdiende vervloeking: zij treft niet.
3 De zweep voor het paard, de toom voor den ezel, en de roede voor den rug der dwazen.
4 Antwoord een dwaas niet naar zijn zotheid; opdat gijzelf hem niet gelijk wordt.5 Antwoord een dwaas naar zijn zotheid; opdat hij niet in eigen oog wijs zij.
6 Een die zichzelf de voeten afsnijdt, mishandeling te drinken krijgt--wie een boodschap laat doen door een dwaas.7 Van een kreupele hangen de benen slap--een spreuk in den mond van dwazen.8 Als wie een steen in een slinger vastbindt, zo is wie eer aan een dwaas geeft.9 Een doorn in de hand van een dronkaard blijft--een spreuk in den mond van dwazen.
10 Veel leed veroorzaakt aan alle voorbijgangers wie een dwaas of een dronkaard in zijn dienst neemt.
11 Zoals een hond die naar zijn uitbraaksel terugkeert is een dwaas die op zijn zotheid terugkomt.
12 Ziet gij iemand die wijs is in eigen oog, van een dwaas is meer te hopen dan van hem.
13 De luiaard zegt: Een wild dier op den weg! een leeuw midden op straat!
14 Een deur draait op haar scharnieren om, en een luiaard in zijn bed.
15 Zelfs al heeft de luiaard zijn hand in den schotel gestoken, hij is te moe om haar naar zijn mond terug te brengen.
16 De luiaard is in eigen oog wijzer dan zeven die verstandige antwoorden geven.
17 Een die een hond bij de oren pakt--een voorbijganger die zich mengt in een twist die hem niet aangaat.
18 Als een roekeloze die afschiet brandpijlen, dodelijke schichten,19 zo is hij die zijn naaste bedriegt en zegt: Ik doe het immers voor de grap!
20 Bij gebrek aan hout gaat het vuur uit, en waar geen oorblazer is bedaart de twist.21 Een blaasbalg bij gloeiende kolen, hout bij vuur--een twistgierig man bij het stoken van twist.22 Des oorblazers woorden zijn als lekkernijen: deze glijden af naar het binnenste der maag.
23 Glazuursel op een aarden vat gelegd--gloeiende lippen en een slecht hart.
24 Wie haat voedt ontveinst het met zijn lippen, maar in zijn binnenste bergt hij bedrog,25 al klinkt zijn stem liefelijk, vertrouw hem niet; want zeven afschuwelijkheden zijn in zijn hart.26 Wie haat bedrieglijk verbergt, zijn boosheid wordt in de gemeente openbaar.
27 Wie een kuil graaft valt er in, wie een steen omwentelt, op hem rolt die terug.
28 Een leugentong haat oprechtheid, een gladde mond verwekt onrust.