Read the Bible

¹ Derhalve geldt u deze boodschap, priesters!² Indien gij niet hoort, noch het ter harte neemt aan mijn naam eer te geven, zegt de Heer der heirscharen, zal ik den vloek op u loslaten en uw inkomsten verwensen; ja, ik heb ze reeds verwenst, omdat gij niet ter harte genomen hebt.³ Ik ga u den arm afhouwen en afval op uw aangezichten strooien, den afval uwer feesten, en u daarop werpen.⁴ Zo zult gij weten dat ik deze opdracht aan u heb doen overbrengen; opdat mijn verbond met Levi blijve bestaan, zegt de Heer der heirscharen.⁵ Ik heb een verbond met hem gesloten, een verbond van leven en vrede, en ik gaf hem deze, opdat hij mij mocht vrezen. En hij vreesde mij en had ontzag voor mijn naam.⁶ Betrouwbaar onderricht was in zijn mond, en niets verkeerds werd op zijn lippen gevonden; hij heeft in vrede en rechtschapenheid met mij verkeerd en velen van schuld teruggehouden;⁷ want eens priesters lippen bewaren kennis, en uit zijn mond zoekt men onderricht; daar hij een bode van den Heer der heirscharen is.⁸ Maar gij zijt van den weg afgeweken, hebt velen door uw onderricht doen struikelen en hebt het verbond met den Leviet verdorven, zegt de Heer der heirscharen.⁹ Daarom breng ook ik u in oneer en minachting bij het gehele volk, overeenkomstig uw verwaarlozing van mijn wegen en uw aanzien des persoons bij het geven van wetten.

¹⁰ Hebben wij niet allen denzelfden vader? heeft niet dezelfde God ons geschapen? Waarom zouden wij dan trouweloos tegen elkander handelen, tot ontwijding van het verbond onzer vaderen?¹¹ Juda heeft trouweloos gehandeld; iets afschuwelijks is geschied in Israel en Jeruzalem; want Juda heeft 's Heeren heiligdom, hetwelk deze liefheeft, ontwijd en de dochter van een buitenlandschen god gehuwd.¹² De Heer roeie uit voor den man die dit gedaan heeft getuige en verdediger uit Jakobs tenten, en een die voor hem een offer aan den Heer der heirscharen brengt.¹³ In de tweede plaats doet gij dit: Gij bedekt met tranen het altaar des Heeren, met wenen en zuchten; zodat de Heer zich niet wendt tot de offergave, noch iets met welgevallen van u aanneemt.¹⁴ Vraagt gij, waarom? Omdat de Heer getuige is geweest bij de verbintenis van u met de vrouw uwer jeugd, tegen wie gij trouweloos gehandeld hebt, terwijl zij toch uw gezellin en de met u verbonden vrouw is.¹⁵ Heeft niet een Enige ons den adem gemaakt en bewaard? En wat verlangt die Enige? Zaad Gods. Zo wacht u dan voor uw leven en handelt niet trouweloos tegen de vrouw uwer jeugd.¹⁶ Want ik haat de echtscheiding, zegt de Heer, de god Israels, en het bedekken van het gewaad met geweldenarij, zegt de Heer der heirscharen. Zo wacht u dan trouweloos te handelen.¹⁷ Gij hebt den Heer vermoeid met uw woorden. Vraagt gij: Waarmee hebben wij hem vermoeid? Doordat gij zegt: leder die kwaad doet is goed in 's Heeren oog, en in zo iemand heeft hij welbehagen; zo niet, waar blijft de God van recht?