Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Lukas 23

1 Hierna maakten zij zich gezamenlijk op en voerden hem naar Pilatus.2 Zij begonnen hem te beschuldigen: Wij hebben bevonden dat deze man het volk van den rechten weg voert en het opbrengen van belastingen aan den keizer tegenwerkt; daar hij zegt dat hijzelf de Christus is, dat wil zeggen: een koning.3 Pilatus vroeg hem dan: Zijt gij de koning der Joden? En hij antwoordde: Gij zegt het.4 Pilatus zeide tot de overpriesters en de schare: Ik vind geen schuld in dezen mens.5 Maar zij verzekerden nog stelliger: Hij ruit het volk op door zijn prediking in geheel Judea, te beginnen van Galilea tot hier toe.6 Zodra Pilatus dit hoorde, vroeg hij, of hij een Galileer was,7 en vernemend dat hij uit het gebied van Herodes was, zond hij hem tot Herodes, die zich in die dagen juist in Jeruzalem bevond.8 Toen Herodes Jezus zag, werd hij zeer blijde; want sedert geruimen tijd had hij begeerd hem te zien om hetgeen hij van hem hoorde, en hij hoopte hem een wonder te zien doen.9 Hij stelde hem dus vele vragen; maar Jezus gaf hem geen antwoord.10 De overpriesters en schriftgeleerden stonden hem heftig te beschuldigen.11 En Herodes, met zijn soldaten, hoonde en bespotte hem, doste hem in een schitterend kleed en zond hem naar Pilatus terug.12 Op dien dag werden Herodes en Pilatus vrienden; tevoren toch waren zij elkander vijandig geweest.

13 Nu riep Pilatus de overpriesters, de overheidspersonen en het volk samen en zeide:14 Gij hebt dezen mens tot mij gebracht als een die het volk van den goeden weg brengt, maar ik heb hem in uw tegenwoordigheid verhoord en bevonden dat hij onschuldig is aan hetgeen gij hem te laste legt.15 Desgelijks Herodes; hij heeft hem immers tot ons teruggezonden; want niets dat den dood verdient is door hem gedaan.16 Dus zal ik hem na een tuchtiging loslaten.17 41.lu.nl.lie.nt.gos023:018 Maar zij riepen eenparig: Weg met hem! Laat ons Barabbas los! --19 een die om een oproer dat in de stad had plaatsgehad en een moord in de gevangenis was geworpen.20 Pilatus, die gezind was Jezus in vrijheid te stellen, riep hun wederom toe;21 maar zij schreeuwden: Kruisig, kruisig hem!22 Ten derden male zeide hij tot hen: Wat kwaads heeft hij dan gedaan? Ik heb niets in hem gevonden dat den dood verdient. Dus zal ik hem tuchtigen en loslaten.23 Maar zij drongen met luid geschreeuw er op aan dat hij gekruisigd zou worden, en hun geroep werd geweldig.24 Toen besliste Pilatus dat hun eis ingewilligd zou worden.25 Hij stelde den man die om oproer en doodslag in de gevangenis was geworpen, wiens loslating zij geeist hadden, in vrijheid, en Jezus gaf hij naar hun begeerte prijs.

26 Toen zij hem uitleidden, grepen zij zekeren Simon uit Cyrene, die van buiten kwam, en legden hem het kruis op om het achter Jezus te dragen.27 Een grote menigte volks volgde hem, waaronder vrouwen, die zich op de borst sloegen en hem beklaagden.28 En Jezus wendde zich tot haar en zeide: Dochters van Jeruzalem, weent niet over mij; maar weent over uzelf en uw kinderen;29 want zie, er komen dagen waarop men zeggen zal: Zalig de onvruchtbaren, de schoot die niet gebaard heeft en de borsten die niet hebben gezoogd.30 Dan zal men tot de bergen gaan zeggen: Valt op ons! en tot de heuvelen: Bedekt ons!31 want als men dit doet aan het groene hout, wat zal dan aan het dorre overkomen?

32 Twee misdadigers werden, nog met hem weggeleid om ter dood gebracht te worden,33 en aan de plaats die Schedel heet gekomen, kruisigden zij aldaar hem en de boosdoeners, den enen ter rechter zijde, den anderen ter linkerzijde.34 En Jezus zeide: Vader, vergeef het hun; want zij weten niet wat zij doen. Zij verdeelden zijn klederen bij het lot,35 en het volk stond het aan te zien. Ook beschimpten hem de oversten en zeiden: Anderen heeft hij verlost; laat hij nu zichzelf verlossen, indien hij de Christus Gods, de Uitverkorene, is!36 Ook de soldaten bespotten hem, kwamen bij hem, brachten hem azijn37 en zeiden: Als gij de koning der Joden zijt, verlos uzelf!38 Boven hem hing een opschrift: Dit is de koning der Joden.39 En een der gekruisigde boosdoeners zei smalend tot hem: Zijt gij niet de Christus? Verlos uzelf en ons!40 Maar de ander bestrafte hem en antwoordde: Vreest ook gij God niet, nu gij dezelfde straf ondergaat?41 En wij terecht; want wij krijgen ons verdiende loon; maar hij heeft niets onbehoorlijks gedaan.42 Ook zeide hij: Jezus, denk aan mij wanneer gij in uw koninkrijk gekomen zijt.43 En hij zeide tot hem: Voorwaar, ik zeg u, heden zult gij met mij in het Paradijs zijn.

44 Het was reeds omstreeks de zesde ure toen het over de gehele aarde tot negen uur toe donker werd;45 daar de zon werd verduisterd; ook scheurde het voorhangsel van den tempel doormidden.46 En Jezus riep met luide stem: Vader, aan uw handen vertrouw ik mijn geest toe. Met deze woorden blies hij den adem uit.47 Toen de hoofdman zag wat geschiedde, verheerlijkte hij God en zeide: Waarlijk, die man was rechtschapen.48 En de gehele menigte die voor het schouwspel saamgekomen was keerde, toen zij gezien had wat gebeurd was, zich op de borst slaande terug.49 Al zijn bekenden, ook de vrouwen die hem van Galilea gevolgd waren, stonden op een afstand het aan te zien.

50 En zie, een man, Jozef genaamd, lid van den Raad, een goed en rechtschapen man51 --hij had geen deel genomen aan hun raadslag en bedrijf--afkomstig uit Arimathea, een stad der Joden, een man die uitzag naar het Koninkrijk Gods.....52 Deze ging naar Pilatus en verzocht om het lijk van Jezus;53 hij nam het af, wikkelde het in een laken en legde het in een in steen uitgehouwen graf, waarin nog niemand gelegd was.54 Het was Vrijdag; de sabbat brak aan.55 En de vrouwen die met Jezus uit Galilea gekomen waren volgden en zagen het graf en hoe zijn lijk werd bijgezet;56 waarna zij terugkeerden en geurige stoffen en mirre bereidden. Nadat zij op den sabbat volgens het gebod gerust hadden,

span data-lang="dut" data-trans="lie" data-ref="luk.23.1" class="versetxt">1 Hierna maakten zij zich gezamenlijk op en voerden hem naar Pilatus.2 Zij begonnen hem te beschuldigen: Wij hebben bevonden dat deze man het volk van den rechten weg voert en het opbrengen van belastingen aan den keizer tegenwerkt; daar hij zegt dat hijzelf de Christus is, dat wil zeggen: een koning.3 Pilatus vroeg hem dan: Zijt gij de koning der Joden? En hij antwoordde: Gij zegt het.4 Pilatus zeide tot de overpriesters en de schare: Ik vind geen schuld in dezen mens.5 Maar zij verzekerden nog stelliger: Hij ruit het volk op door zijn prediking in geheel Judea, te beginnen van Galilea tot hier toe.6 Zodra Pilatus dit hoorde, vroeg hij, of hij een Galileer was,7 en vernemend dat hij uit het gebied van Herodes was, zond hij hem tot Herodes, die zich in die dagen juist in Jeruzalem bevond.8 Toen Herodes Jezus zag, werd hij zeer blijde; want sedert geruimen tijd had hij begeerd hem te zien om hetgeen hij van hem hoorde, en hij hoopte hem een wonder te zien doen.9 Hij stelde hem dus vele vragen; maar Jezus gaf hem geen antwoord.10 De overpriesters en schriftgeleerden stonden hem heftig te beschuldigen.11 En Herodes, met zijn soldaten, hoonde en bespotte hem, doste hem in een schitterend kleed en zond hem naar Pilatus terug.12 Op dien dag werden Herodes en Pilatus vrienden; tevoren toch waren zij elkander vijandig geweest.

13 Nu riep Pilatus de overpriesters, de overheidspersonen en het volk samen en zeide:14 Gij hebt dezen mens tot mij gebracht als een die het volk van den goeden weg brengt, maar ik heb hem in uw tegenwoordigheid verhoord en bevonden dat hij onschuldig is aan hetgeen gij hem te laste legt.15 Desgelijks Herodes; hij heeft hem immers tot ons teruggezonden; want niets dat den dood verdient is door hem gedaan.16 Dus zal ik hem na een tuchtiging loslaten.17 41.lu.nl.lie.nt.gos023:018 Maar zij riepen eenparig: Weg met hem! Laat ons Barabbas los! --19 een die om een oproer dat in de stad had plaatsgehad en een moord in de gevangenis was geworpen.20 Pilatus, die gezind was Jezus in vrijheid te stellen, riep hun wederom toe;21 maar zij schreeuwden: Kruisig, kruisig hem!22 Ten derden male zeide hij tot hen: Wat kwaads heeft hij dan gedaan? Ik heb niets in hem gevonden dat den dood verdient. Dus zal ik hem tuchtigen en loslaten.23 Maar zij drongen met luid geschreeuw er op aan dat hij gekruisigd zou worden, en hun geroep werd geweldig.24 Toen besliste Pilatus dat hun eis ingewilligd zou worden.25 Hij stelde den man die om oproer en doodslag in de gevangenis was geworpen, wiens loslating zij geeist hadden, in vrijheid, en Jezus gaf hij naar hun begeerte prijs.

26 Toen zij hem uitleidden, grepen zij zekeren Simon uit Cyrene, die van buiten kwam, en legden hem het kruis op om het achter Jezus te dragen.27 Een grote menigte volks volgde hem, waaronder vrouwen, die zich op de borst sloegen en hem beklaagden.28 En Jezus wendde zich tot haar en zeide: Dochters van Jeruzalem, weent niet over mij; maar weent over uzelf en uw kinderen;29 want zie, er komen dagen waarop men zeggen zal: Zalig de onvruchtbaren, de schoot die niet gebaard heeft en de borsten die niet hebben gezoogd.30 Dan zal men tot de bergen gaan zeggen: Valt op ons! en tot de heuvelen: Bedekt ons!31 want als men dit doet aan het groene hout, wat zal dan aan het dorre overkomen?

32 Twee misdadigers werden, nog met hem weggeleid om ter dood gebracht te worden,33 en aan de plaats die Schedel heet gekomen, kruisigden zij aldaar hem en de boosdoeners, den enen ter rechter zijde, den anderen ter linkerzijde.34 En Jezus zeide: Vader, vergeef het hun; want zij weten niet wat zij doen. Zij verdeelden zijn klederen bij het lot,35 en het volk stond het aan te zien. Ook beschimpten hem de oversten en zeiden: Anderen heeft hij verlost; laat hij nu zichzelf verlossen, indien hij de Christus Gods, de Uitverkorene, is!36 Ook de soldaten bespotten hem, kwamen bij hem, brachten hem azijn37 en zeiden: Als gij de koning der Joden zijt, verlos uzelf!38 Boven hem hing een opschrift: Dit is de koning der Joden.39 En een der gekruisigde boosdoeners zei smalend tot hem: Zijt gij niet de Christus? Verlos uzelf en ons!40 Maar de ander bestrafte hem en antwoordde: Vreest ook gij God niet, nu gij dezelfde straf ondergaat?41 En wij terecht; want wij krijgen ons verdiende loon; maar hij heeft niets onbehoorlijks gedaan.42 Ook zeide hij: Jezus, denk aan mij wanneer gij in uw koninkrijk gekomen zijt.43 En hij zeide tot hem: Voorwaar, ik zeg u, heden zult gij met mij in het Paradijs zijn.

44 Het was reeds omstreeks de zesde ure toen het over de gehele aarde tot negen uur toe donker werd;45 daar de zon werd verduisterd; ook scheurde het voorhangsel van den tempel doormidden.46 En Jezus riep met luide stem: Vader, aan uw handen vertrouw ik mijn geest toe. Met deze woorden blies hij den adem uit.47 Toen de hoofdman zag wat geschiedde, verheerlijkte hij God en zeide: Waarlijk, die man was rechtschapen.48 En de gehele menigte die voor het schouwspel saamgekomen was keerde, toen zij gezien had wat gebeurd was, zich op de borst slaande terug.49 Al zijn bekenden, ook de vrouwen die hem van Galilea gevolgd waren, stonden op een afstand het aan te zien.

50 En zie, een man, Jozef genaamd, lid van den Raad, een goed en rechtschapen man51 --hij had geen deel genomen aan hun raadslag en bedrijf--afkomstig uit Arimathea, een stad der Joden, een man die uitzag naar het Koninkrijk Gods.....52 Deze ging naar Pilatus en verzocht om het lijk van Jezus;53 hij nam het af, wikkelde het in een laken en legde het in een in steen uitgehouwen graf, waarin nog niemand gelegd was.54 Het was Vrijdag; de sabbat brak aan.55 En de vrouwen die met Jezus uit Galilea gekomen waren volgden en zagen het graf en hoe zijn lijk werd bijgezet;56 waarna zij terugkeerden en geurige stoffen en mirre bereidden. Nadat zij op den sabbat volgens het gebod gerust hadden,

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile