the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Lukas 16
1 Hij zeide tot zijn leerlingen: Er was eens een rijk man die een rentmeester had, en deze werd bij hem aangeklaagd dat hij zijn goederen tegronde richtte.2 Hij riep hem tot zich en zeide: Wat hoor ik van u? Geef rekenschap van uw beheer; want gij kunt niet langer rentmeester zijn.3 Toen zeide de rentmeester bij zichzelf: Wat zal ik doen? Mijn heer neemt mij het rentmeesterschap af; spitten kan ik niet, voor bedelen schaam ik mij.4 Ik weet wat ik zal doen; opdat zij mij, als ik van het rentmeesterschap ontzet ben, in hun huizen opnemen.5 Hij ontbood dan de schuldenaren van zijn heer een voor een en zeide tot den eersten: Hoeveel zijt gij mijn heer schuldig?6 Hij zeide: Honderd vaten olie. Hij zeide tot hem: Neem uw schuldbekentenis, ga dadelijk zitten en schrijf: Vijftig.7 Daarna zeide hij tot den tweeden: En gij, hoeveel zijt gij schuldig? Hij zeide: Honderd schepel koorn. Hij zeide hem: Neem uw schuldbekentenis en schrijf: Tachtig.8 En de Heer prees den oneerlijken rentmeester omdat hij met overleg had gehandeld; want de kinderen dezer wereld hebben meer overleg dan de kinderen des lichts in hun soort.9 Ook zeg ik u: Maakt u vrienden door middel van den ongerechten rijkdom; opdat men u, als er een tekort is, in de eeuwige tenten opneme.10 Wie in het kleinste betrouwbaar is, is ook in het grote betrouwbaar; wie in het kleinste onbetrouwbaar is, is ook in het grote onbetrouwbaar.11 Indien gij dus niet betrouwbaar zijt in zake van den ongerechten rijkdom, wie zal u den waren toevertrouwen?12 En indien gij in eens anders goed niet betrouwbaar zijt, wie zal u het onze geven?13 Geen dienaar kan twee heren dienen; want hij moet of den enen haten en den anderen liefhebben, of den enen aanhangen en den anderen minachten. Gij kunt niet God dienen en Mammon.14 Dit alles hoorden de Farizeen, die geldgierig zijn, en zij spotten met hem.15 En hij zeide tot hen: Gij doet u in de ogen der mensen als braven voor, maar God kent uw hart; want wat hoog is onder de mensen is een gruwel in Gods oog.16 Wet en Profeten gelden tot Johannes; van toen af wordt de Blijmare van Gods Koninkrijk verkondigd en loopt ieder er storm op.17 Lichter is het dat hemel en aarde voorbijgaan dan dat een tittel van de wet valt.18 Alwie zijn vrouw verstoot en een ander trouwt doet overspel en wie de door haar man verstotene trouwt doet ook overspel.
19 Er was eens een rijk man, gekleed in purper en fijn linnen, dagelijks zijn weelderig leven genietend.20 En een arm man, Lazarus genaamd, lag aan de voorpoort van zijn huis, vol zweren,21 begerig zich te voeden met den afval van de tafel des rijken; ook kwamen de honden zijn wonden likken.22 Maar toen de arme stierf, werd hij door de engelen naar den schoot van Abraham gedragen.23 Ook de rijke stierf en werd begraven. En toen hij in de onderwereld zijn ogen opsloeg, in pijn verkerend, zag hij in de verte Abraham, en Lazarus in zijn schoot.24 Toen riep hij: Vader Abraham, heb medelijden met mij en zend Lazarus; laat hem den top van zijn vinger in water dopen en mijn tong verkoelen; want ik lijd smart in deze vlam.25 Maar Abraham zeide: Kind, herinner u dat gij het goede in uw leven ontvangen hebt, en Lazarus evenzo het kwade. Nu wordt hij vertroost en lijdt gij pijn.26 Daarenboven, er is een brede kloof tussen ons en u; zodat zij die van hier naar u zouden willen overgaan het niet kunnen doen, en men ook niet van daar tot ons kan overkomen.27 Toen zeide hij: Ik bid u dan, vader, hem te zenden naar het huis van mijn vader;28 want ik heb vijf broeders; laat hij hen waarschuwen; opdat ook zij niet komen in dit oord der foltering.29 Abraham zeide: Zij hebben Mozes en de profeten; laten ze naar die horen.30 Hij zeide: Neen, vader Abraham, maar als iemand uit de doden tot hen komt, dan zullen zij zich bekeren.31 Maar hij zeide tot hem: Als zij naar Mozes en de profeten niet horen, dan laten zij zich ook niet gezeggen, al stond iemand uit de doden op.