Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Leviticus 11

1 De Heer sprak tot Mozes en Aaron:2 Zegt den Israelieten: Dit zijn de dieren die gij moogt eten van alle viervoetige dieren op de aarde:3 alle viervoeters die gekloofde hoeven hebben, wier hoeven in twee klauwen gespleten zijn, en die herkauwen, moogt gij eten.4 Doch van die welke herkauwen en van die welke gekloofde hoeven hebben zult gij de volgende niet eten: het kameel want het herkauwt wel maar heeft geen gekloofde hoeven; het is voor u onrein;5 dan den klipdas, want hij herkauwt wel maar heeft geen gekloofde hoeven; hij is voor u onrein,6 den haas, want hij herkauwt wel maar heeft geen gekloofde hoeven; hij is voor u onrein;7 het zwijn, want het heeft wel gekloofde hoeven en den hoef in klauwen gespleten maar het herkauwt niet; het is voor u onrein.8 Hun vlees zult gij niet eten, hun aas niet aanraken; onrein zijn zij voor u.

9 Van alwat in het water is moogt gij het volgende eten: alwat in het water, zowel in zee of meer als in stromend water, vinnen en schubben heeft moogt gij eten;10 maar alwat in het water, zowel in zee of meer als instromend water geen vinnen en schubben heeft, hetzij het tot het wemelend gedierte in het water of tot de grote waterdieren, behoort, is voor u een gruwel;11 zij zullen voor u een gruwel zijn; gij zult hun vlees niet eten, van hun aas gruwen.12 Alles in het water wat geen vinnen en schubben heeft is voor u iets gruwelijks.13 Van de volgende vogels zult gij gruwen--zij mogen niet gegeten worden; een gruwel zijn ze--van den arend, den zeearend,14 den lammergier, den stinkgier, den valk in soorten,15 alle soorten van raven,16 den struis, den sperwer, de meeuw, den havik in soorten,17 den uil, den reiger, den roerdomp,18 den pelikaan, de kraai, den aasgier,19 den ooievaar, den kraanvogel in soorten, den hop en de vleermuis;

20 ook zijn alle gevleugelde insecten voor u een gruwel.21 Doch van de gevleugelde insecten moogt gij de volgende eten: alwat op vier poten gaat en boven de poten springbeenen heeft, om daarmede op den grond te huppelen.22 Daarvan moogt gij de navolgende eten: den sprinkhaan in al zijn soorten;23 overigens zijn alle gevleugelde insecten die vier poten hebben voor u een gruwel.24 Gij wordt daaraan verontreinigd; ieder die hun aas aanraakt is tot den avond onrein.25 En ieder die hun aas draagt zal zijn klederen wassen en onrein zijn tot den avond.26 Ook alle viervoetige dieren die gekloofde klauwen hebben en wier hoeven gespleten zijn maar die niet herkauwen zijn voor u onrein. Alwie ze aanraakt wordt onrein.27 Ook alle zooltreders onder de viervoetige wilde dieren zijn voor u onrein; alwie hun aas aanraakt is tot den avond onrein.28 En ieder die hun aas draagt zal zijn klederen wassen en onrein zijn tot den avond. Onrein zijn ze voor u.29 Van het ongedierte dat op aarde wemelt zijn voor u de volgende onrein: de wezel, de muis, de hagedis in soorten,30 de egel, de gekko, de salamander, de slak, het kameleon.31 Van alle soorten van ongedierte zijn u deze onrein. Alwie ze aanraakt wanneer ze dood zijn wordt onrein tot den avond.32 Alles waarop een dezer dieren valt wanneer het dood is wordt onrein, hetzij een houten voorwerp, een kleed, een stuk ledergoed, een zak of een werktuig van welken aard ook; het moet in water worden gebracht en blijft dan onrein tot den avond; dan is het weder rein.33 En indien zulk een dier in een aarden vat valt, dan wordt alwat er in is onrein, en het voorwerp zelf zult gij breken.34 Iedere eetbare spijs waarop water komt wordt onrein, en iedere drinkbare drank, in welk soort van voorwerp ook, wordt onrein.35 Alles waarop het lijk van zulk een dier valt wordt onrein; een oven en een kookpot moeten stukgeslagen worden; zij zijn onrein, en onrein zullen zij voor u zijn.36 Doch een bron en een put, een verzamelplaats van water, zal rein blijven, hoewel hij die het dode dier aanraakt onrein wordt.37 Valt zulk een dood dier op enigerlei zaaikoorn dat gezaaid moet worden, dan blijft dit rein;38 maar wordt op dat zaad water gedaan en valt er dan zulk een dood dier op, dan is het voor u onrein.39 Wanneer uit de dieren die u tot spijs verstrekken een sterft, wordt hij die het aas aanraakt onrein tot den avond. En wie daarvan eet zal zijn klederen wassen en onrein zijn tot den avond.40 Ook zal hij die het draagt zijn klederen wassen en tot den avond onrein zijn.41 En alle ongedierte dat op de aarde wemelt is een gruwel; het zal niet gegeten worden.42 Van alle ongedierte dat op aarde wemelt, hetzij het op den buik kruipt, hetzij het vier of meer poten heeft, zult gij niets eten; want zij zijn u een gruwel.

43 Gij zult u niet bezoedelen aan enig wemelend ongedierte en u daaraan niet verontreinigen, zodat gij daardoor onrein zoudt worden.44 Want ik, de Heer, ben uw god, en gij zult u heilig gedragen en heilig zijn, omdat ik heilig ben. Daarom zult gij uzelven niet verontreinigen aan enigerlei ongedierte dat op de aarde kruipt.45 Want ik, de Heer, ben het die u opgeleid heb uit Egypteland, om u tot God te zijn. Daarom zult gij heilig zijn, omdat ik heilig ben.46 Dit is de wet op de viervoetige dieren, de vogelen en alle levende wezens die in het water kruipen en alle wezens die op de aarde wemelen,47 tot onderscheiding tussen het onreine en het reine, de dieren die gegeten en de dieren die niet gegeten mogen worden.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile