the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Jozua 11
1 Zodra Jabin, de koning van Hasor, dit hoorde, zond hij gezanten tot Jobab, den koning van Madon, en tot de koningen van Sjimron en Achsjaf,2 voorts tot de koningen die, in het noorden, op het gebergte, in de Vlakte tegenover Kinneroth, in de Laagte en in de heuvelstreek van Dor heerschten,3 de Kanaanieten van het oosten en van het westen, de Amorieten, Hittieten, Perizzieten en Jebuzieten op het gebergte, en de Hiwwieten aan den voet van den Hermon, in de landstreek van Mispa.4 Dezen nu trokken uit met al hun legers, een volk talrijk als het zand aan den oever der zee, met een grote menigte paarden en strijdwagens'.5 Toen al deze koningen zich verenigd hadden, kwamen zij zich gemeenschappelijk bij het water van Merom legeren, om met Israel krijg te voeren.6 Maar de Heer zeide tot Jozua: Vrees niet voor hen; want morgen om dezen tijd doe ik hen allen verslagen voor Israel nederliggen; dan zult gij van hun paarden de pezen doorsnijden en hun strijdwagens verbranden.7 En Jozua verraste hen met zijn ganse krijgsmacht bij het water van Merom, en zij overvielen hen;8 de Heer gaf hen in de hand der Israelieten, die hen versloegen en nazetten tot Groot-Sidon en tot Misrefoth, ten westen, en tot de vallei van Mispe, ten oosten; zij versloegen hen totdat zij er niemand van overlieten.9 En Jozua handelde met hen zoals de Heer hem gezegd had: van hun paarden sneed hij de pezen door en hun strijdwagens verbrandde hij.
10 Te dier tijd teruggekeerd, nam Jozua Hasor in en sloeg haar koning met het zwaard; want eertijds was Hasor het hoofd van al deze koninkrijken.11 Zij sloegen alle levende wezens in haar met het scherp des zwaards, ze treffende met den banvloek; zodat geen levende ziel overbleef. Hasor zelf heeft hij verbrand.12 Evenzo heeft Jozua zich meester gemaakt van al de steden dezer koningen en van al haar koningen, die hij met het scherp des zwaards sloeg, ze treffende met den banvloek, zoals Mozes, s Heeren dienstknecht, geboden had.13 Evenwel, al de steden die op heuvelen lagen heeft Israel niet verbrand; met uitzondering van Hasor alleen, dat door Jozua verbrand is.14 Al de have dezer steden en het vee hebben de Israelieten voor zichzelf buit gemaakt; maar al de mensen hebben zij met het scherp des zwaards geslagen, totdat zij hen verdelgd hadden: geen levende ziel hebben zij overgelaten.
15 Wat de Heer aan zijn dienstknecht Mozes gelast had had deze aan Jozua bevolen, en daarnaar heeft Jozua gehandeld: geen enkel woord van alwat de Heer aan Mozes had geboden heeft hij op zij geschoven.16 Aldus veroverde Jozua dit ganse land: het gebergte, het ganse zuiden, de gehele landstreek Goosjen, de laagte, de vlakte en het gebergte van Israel met zijn laagte;17 van den Kalen Berg af, die zich verheft naar den kant van Seir, tot aan Baal-Gad, in het dal van den Libanon, aan den voet van het gebergte Hermon. Ook heeft hij zich van al hun koningen meester gemaakt, hen geslagen en gedood.18 Geruimen tijd heeft Jozua met al deze koningen krijg gevoerd:19 er was geen stad die met de Israelieten vrede sloot behalve de Hiwwieten die te Gibeon woonden; alles hebben zij met de wapenen veroverd.20 Want de Heer had het zo beschikt dat hij hun hart verhardde om vijandelijk tegen Israel op te treden; opdat men hen met den banvloek treffen, geen genade hun bewijzen, maar hen verdelgen zou, zoals de Heer aan Mozes geboden had.21 Te dier tijd kwam Jozua en roeide de Enakieten uit van het Gebergte, van Hebron, Debir, Anab, van het ganse gebergte van Juda en van dat van Israel; tegelijk met hun steden heeft Jozua hen met den banvloek geslagen.22 Er zijn geen Enakieten in het land der Israelieten overgebleven; alleen te Gaza, Gath en Asdod zijn er overgebleven.23 Toen nu Jozua het ganse land veroverd had, overeenkomstig al wat de Heer aan Mozes had geboden, gaf hij het aan Israel ten erfdeel, volgens het aandeel dat hun, stam voor stam, toekwam. Nu kreeg het land rust, was het vrij van oorlog.