the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Job 6
1 Job antwoordde en zeide:2 Och of mijn spijtigheid gewogen werd, en men tegelijk al mijn leed op de schaal hief!3 Dan zou het zwaarder blijken dan het zand der zee. Daarom waren mijn woorden onbedachtzaam.4 Want in mij steken de pijlen des Machtigen, waarvan mijn geest het gif inzuigt; Gods verschrikkingen beroeren mij.5 Balkt de woudezel bij het gras, of loeit het rund bij kostelijk voeder?6 Kan het laffe zonder zout gegeten worden, of is er smaak in slijmerig koolsap?7 Met afkeer weiger ik er aan te raken; toch is het mij tot dagelijks brood.
8 Och dat mijn bede vervuld werd, en God mijn hoop verwezenlijkte!9 dat het God behaagde mij te verpletteren, zijn hand in beweging te zetten en mij af te snijden;10 opdat mij de troost verbleve--opspringen zou ik in meedogenloze smart--dat ik de woorden des Heiligen niet verloochend had.11 Wat is mijn kracht, dat ik zou kunnen wachten? en waar gaat het met mij heen, dat ik geduld zou oefenen?12 Ben ik dan zo sterk als steen, of is mijn vlees van metaal?13 Ik ben immers volslagen hulpeloos, en alle verstand is van mij geweken!
14 Den vertwijfelende komt welwillendheid toe van zijn vriend, ook al laat hij de vrees voor den Machtige varen.15 Mijn broeders bleken onbetrouwbaar als een beek, als waterstromen die buiten de oevers treden,16 die troebel zijn van het ijs, stromen waarin de sneeuw een wijkplaats zoekt;17 wanneer zij aan de warmte zijn blootgesteld, drogen zij uit, zodra het heet wordt, verdwijnen zij van hun plaats.18 Karavanen buigen haar weg derwaarts af, stijgen in de wildernis op om te vergaan.19 Karavanen van Tema hadden er naar uitgezien, reizigers van Sjeba er hun hoop op gevestigd;20 zij werden beschaamd in hun verwachting, er bij komende, stonden zij schaamrood.21 Zo zijt gij nu voor mij geworden: nauw ziet gij mijn schrikkelijken staat, of gij wordt bevreesd.
22 Heb ik dan gezegd: Geeft mij iets, en staat mij uit uw vermogen een geschenk af?23 of redt mij uit de hand van den verdrukker, verlost mij uit de hand der geweldenaars?24 Onderwijst mij, dan zal ik zwijgen, doet mij inzien, waarin ik gefeild heb.25 Hoe krachtig toch zijn ware woorden, en hoe treft de berisping van een wijze!26 Denkt gij woorden te berispen? In den wind gesproken is de taal van een wanhopige.27 Zelfs over een wees zoudt gij het lot werpen, en over uw vriend zoudt gij sjacheren.28 Nu dan, wilt u tot mij wenden; ik zal u toch niet in het aangezicht beliegen.29 Maakt het anders! Dat er geen onrecht geschiede; ja, anders! laat nog recht gedaan worden.30 Is er onrecht op mijn tong? of kan mijn gehemelte de rampen niet onderscheiden?