the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Job 16
1 Job antwoordde en zeide:2 Dergelijke woorden heb ik reeds in overvloed gehoord. Gij allen zijt bezwarende vertroosters.3 Komt er nu een eind aan de winderige woorden? Of wat prikkelt u tot antwoorden?4 Ik zou evenals gij kunnen spreken, waart gij slechts in mijn plaats. Dan kon ik ook wel woorden tegen u samenkoppelen, het hoofd over u schudden;5 ik kon u met mijn mond bemoedigen, en het beklag mijner lippen niet achterwegehouden.
6 Indien ik spreek, mijn leed wordt er niet door verminderd, en houd ik mij stil, wat win ik er mee?7 Doch nu heeft hij mij mismoedig gemaakt; zijn gehele schaar heeft mij in ellende gedompeld;8 mijn rimpels getuigen er van; zij staan op, indien ik het wilde loochenen, weerspreken mij in het aangezicht.9 Zijn toorn verscheurt en bestookt mij, hij knarst tegen mij de tanden, als mijn belager, wet hij de ogen tegen mij.10 Zij sperren den mond tegen mij op; smadelijk slaan zij mij op de kaken; gezamenlijk trekken zij tegen mij op.11 God levert mij over aan de snoodaards, werpt mij in de handen der bozen.12 Ik leefde in vrede, toen hij mij knakte; hij greep mij bij den nek en smakte mij neer, hij stelde mij zich ten doelwit;13 zijn spietsen vliegen om mij heen, hij doorboort meedoogenloos mijn nieren, hij doet mijn gal op den grond stromen;14 bres op bres stoot hij in mij, hij stormt op mij los als een krijgsheld.15 Ik heb een rouwkleed over mijn huid genaaid, en mijn hoorn in het stof gestoken;16 mijn aangezicht is rood van het wenen, en op mijn wimpers ligt een zwarte nacht--
17 alhoewel geen geweldenarij aan mijn handen kleeft en mijn gebed rein is.18 Aarde, bedek mijn bloed niet, vinde mijn gekrijt geen rustplaats!19 Reeds nu leeft mijn getuige in den hemel, mijn pleitbezorger in den hooge.20 Bespotten mij mijn vrienden, naar God is mijn schreiend oog gekeerd,21 dat hij den mens in zijn geschil met God recht verschaffe, en in het geschil tussen den enen mens en den anderen;22 want de jaren die voor mij liggen zijn te tellen, en ik ga den weg waarlangs ik niet weerkeer.