the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Jesaja 30
1 Wee den onhandelbaren zonen, spreekt de Heer, die een plan uitvoeren, maar buiten mij om, een plengoffer plengen, maar niet uit mijn geest om zonde op zonde te stapelen!2 die naar Egypte zijn gaan afdalen zonder mij geraadpleegd te hebben om zich onder de schuts van Farao te bergen, te schuilen in de schaduw van Egypte.3 De schuts van Farao zal u tot schande strekken, het schuilen in Egypte's schaduw tot oneer.4 Wanneer 's volks vorsten te Soan zijn, zijn boden te Hanes aankomen,5 staan allen beschaamd vanwege het volk dat hun niets baat tot hulp noch heul is, maar tot schande, zelfs tot versmading.6 De godsspraak De dieren van het Zuiden. In een land van benauwdheid en angst, waar leeuw en liebaard, adders en vliegende slangen zijn, vervoeren zij op de schoften van ezels hun rijkdommen, op de bulten van kamelen hun schatten, naar een volk dat hun geen heul geeft.7 Egypte's hulp is ijdel en vergeefs; daarom noem ik het: Monster dat niets doet.
8 Ga thans naar binnen en schrijf het op een plank in hun bijzijn, griffel het in een boek; opdat het diene voor een lateren dag, tot een getuigenis voor immer.9 Want het is een weerspannig volk, kinderen die God verloochenen, kinderen die naar 's Heeren gebod niet wilden luisteren,10 die tot de zieners gezegd hebben: Ziet niet! tot de voorspellers: Voorspelt ons de waarheid niet; spreekt tot ons vleitaal, voorspelt begoochelingen;11 wijkt af van den weg, buigt af van het pad verwijdert uit onze ogen den Heilige Israels!12 Daarom, zo spreekt de Heilige Israels: Omdat gij dit woord verworpen, op wat verkeerd en slinks is vertrouwd en daarop gesteund hebt,13 daarom zal u deze schuld zijn als een overhangend stuk van een hogen muur, dat op het vallen staat en gans onverwachts afbreekt:14 het breekt zoals een aarden kruik breekt, zonder verschoning stukgeslagen, zodat onder de stukken geen scherf gevonden wordt waarmede vuur uit den haard genomen of water uit een vijver geschept worden kan.15 Zo toch had de Heere God, de Heilige Israels, gesproken: Door stilzitten en deemoed zult gij gered worden; in rustig afwachten en vertrouwen zal uw kracht bestaan. Maar gij hebt niet willen luisteren,16 en spraakt: Neen, maar op paarden zullen wij rennen--daarom zult gij rennen! op dravers zullen wij rijden--daarom zullen uw vervolgers draven!17 Duizend van u zullen voor het dreigen van enen, tienduizend voor het dreigen van vijf vluchten; totdat uw overschot is als een mast op een bergtop, als een banier op een heuvel.
18 Daarom zal de Heer er naar uitzien om zich over u te ontfermen, daarom zich verheffen om zich uwer te erbarmen; want de Heer is een god van recht. Gelukkig allen die naar hem uitzien!19 Want gij, volk op den Sion, inwoners van Jeruzalem, gij zult niet wenen; hij zal zich zeker uwer ontfermen op uw gekrijt, zodra hij hoort, antwoordt hij u.20 Als de Heer u brood der benauwdheid en water der bedruktheid geeft, dan zullen uw leraren niet langer verborgen blijven, met eigen ogen zult gij uw leraren zien,21 en met eigen oren zult gij het woord achter u horen: Dit is de weg; bewandelt dien! --wanneer gij rechts of links zoudt willen inslaan.22 En gij zult het zilveren beslag uwer beelden onrein achten, en het gouden overtreksel uwer gegoten beelden; wegwerpen zult gij het, als het vuilste dat er is; Voort er mede! zult gij er van zeggen.23 Dan zal hij regen geven op het koorn waarmee gij den grond bezaait; en het brood dat de grond voortbrengt zal smakelijk en voedzaam zijn. Uw vee zal te dien dage grazen op een ruime weide,24 en de runderen en ezels die den grond bewerken zullen met zilte kruiden gemengd voeder eten, dat met wan en zeef is gezuiverd.25 Op iederen hogen berg zullen beken zijn, op elken verheven heuvel waterstromen, ten dage der grote slachting, wanneer de torens vallen.26 Het licht der maan zal aan dat der zon gelijk, het licht der zon zevenmaal sterker zijn, ten dage als de Heer de breuke zijns volks verbindt, en de hun toegebrachte wonde geneest.
27 Zie, daar komt 's Heeren naam uit de verte; brandend is zijn toorn, zwaar wat daar opkomt; zijn lippen zijn vol gramschap, zijn tong is als een verterende vuurvlam,28 en zijn adem is als een overstromende beek, die tot den hals reikt--om natien te ziften in een zeef der vernietiging, met een op een dwaalspoor leidenden teugel op der volkeren kaken.29 Zingen zult gij als in den nacht ener feestwijding, en gij zult welgemoed zijn als iemand die onder fluitspel optrekt om te komen op den berg van den Heer, bij Israels Rotssteen.30 Dan doet de Heer de majesteit zijner stem horen en de nederdaling van zijn arm zien, in ziedende gramschap en verterende vuurvlam, in pletterenden slagregen en hagelsteenen.31 Want voor 's Heeren stem verschrikt Assur met den stok wordt hij geslagen;32 en telkens wanneer de tuchtroede over hem heengaat, die de Heer op hem doet rusten, geschiedt dit onder het geluid van tamboerijnen en citers; en met onverpoosde slagen bevecht hij hem.33 Want sedert gisteren is zijn tofeth gereedgemaakt; ook dat is voor den Moloch bereid; hij heeft een diepe en brede houtmijt gebouwd, vuur en stukken hout in menigte; 's Heeren adem, een zwavelstroom gelijk, doet het branden.