Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Genesis 48

1 Enigen tijd later zeide men aan Jozef: Uw vader is ziek. Hierop nam hij zijn beide zonen, Manasse en Efraim, mede en ging naar Jakob.2 Toen men aan Jakob mededeelde: Uw zoon Jozef is gekomen--raapte Israel zijn krachten samen en ging op het bed zitten.3 En Jakob zeide tot Jozef: God de Machtige is mij te Luz, in het land Kanaan, verschenen en heeft mij gezegend.4 Hij heeft tot mij gezegd: Zie, ik zal u vruchtbaar maken en u vermenigvuldigen; ik maak u tot een schare van natien en geef dit land aan uw kroost na u, tot een eeuwige bezitting.5 Welnu, uw twee zonen, die u in Egypteland geboren zijn voordat ik tot u in Egypte kwam, zijn de mijne: Efraim en Manasse staan voor mij op een lijn met Ruben en Simeon;6 de nakomelingen die gij na hen verwekt hebt zullen de uwe zijn; naar den naam hunner broeders zullen zij genoemd worden in het erf dat hun ten deel zal vallen.7 Toen ik uit Paddan-Aram kwam, ontviel mij Rachel in het land Kanaan, op reis, toen ik nog een eind weegs van Efrath verwijderd was, en ik heb haar daar, op den weg naar Efrath--dat is Bethlehem--begraven.

8 Toen Israel Jozefs zonen zag, zeide hij: Wie hebt gij daar?9 Jozef zeide tot zijn vader: Dat zijn mijn zonen, die God mij hier gegeven heeft. En hij zeide: Breng hen bij mij, opdat ik hen zegene.10 De ogen van Israel nu waren zwaar van ouderdom; hij kon niet zien. Toen Jozef hen dicht bij hem bracht, kuste en omhelsde hij hen,11 en Israel zeide tot Jozef: Uzelven weder te zien had ik mij niet toegedacht, en nu heeft God mij ook uw kroost doen zien.12 Toen deed Jozef hen van zijn knieen afgaan, en wierp zich, het aangezicht ter aarde, neder.13 Hierop nam Jozef die beiden, Efraim met zijn rechterhand aan de linkerzijde van Israel, en Manasse met zijn linkerhand aan de rechterzijde van Israel, en bracht hen dicht bij hem.14 Maar Israel strekte zijn rechterhand uit en legde die op het hoofd van Efraim, hoewel hij de jongste was, en zijn linker op dat van Manasse; hij legde ze kruiselings, want Manasse was de oudste.15 En hij zegende Jozef en zeide: God, voor wiens aangezicht mijn vaderen, Abraham en Izaak, verkeerd hebben, God, die mij behoed heeft van mijn geboorte af tot nu toe,16 de engel die mij verlost heeft uit elk onheil zegene deze knapen; mogen zij naar mijn naam en die van mijn vaderen, Abraham en Izaak, genoemd worden en zich sterk vermenigvuldigen in het midden des lands!17 Jozef nu, ziende dat zijn vader zijn rechterhand op het hoofd van Efraim legde, vond dit verkeerd en vatte de hand zijns vaders, om haar van Efraims hoofd op dat van Manasse te verleggen.18 En Jozef zeide tot zijn vader: Zo niet, vader! want dit is de oudste; leg uw rechterhand op zijn hoofd.19 Maar zijn vader weigerde dit en sprak: Ik weet het wel, mijn zoon, ik weet het wel. En ook hij zal tot een volk worden; ook hij zal groot zijn. Toch zal zijn jongere broeder groter zijn dan hij, en zijn nakroost zal een menigte natien worden.20 Zo zegende hij hen te dien dage aldus: Met uw naam zal Israel zegen toewensen, zeggende: God make u als Efraim en Manasse! Zo plaatste hij Efraim voor Manasse.21 Vervolgens zeide Israel tot Jozef: Zie, ik ga sterven maar God zal met ulieden zijn en u terugbrengen in het land uwer vaderen.22 En ik geef u boven uw broeders een bergrug voor, dien ik van de Amorieten heb verworven, met mijn zwaard en boog.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile