the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Ezechiël 7
1 Het woord des Heeren kwam aldus tot mij:2 Menschenkind, spreek: Zo zegt de Heere God tot Israels grond: Het einde komt over de vier uiteinden des lands.3 Nu wil ik wakker worden over u, mijn toorn tegen u loslaten, u vonnissen naar uw wandel, en al uw afschuwelijkheden op u doen neerkomen;4 ik zal u verschoonen noch sparen, maar uw wandel zal ik op u doen neerkomen, en uw afschuwelijkheden zullen in uw midden zijn. Zo zult gij weten dat ik de Heere God ben.5 Zo spreekt de Heere God: De ene ramp komt na de andere over u, bewoners des lands, de tijd is aangebroken,6 25.eze.nl.lie.ot.map007:007 de dag is nabij, de dag van ontroering op de bergen.8 25.eze.nl.lie.ot.map007:009 25.eze.nl.lie.ot.map007:010 Zie, de dag komt! Is de kroon uitgelopen? heeft de heerschersstaf gebloeid? Neen; de hoovaardij heeft bloesems gedragen,11 de geweldenarij is opgeschoten tot een staf waarmee de goddeloosheid slaat, niet uit hen en niet uit hun rijkdom.12 Zie, de tijd is gekomen, genaderd de dag: de koper verblijde zich niet, de verkoper treure niet; want toorn ontbrandt over al hun rijkdom.13 Immers, de verkoper zal niet terugkeren tot hetgeen hij verkocht heeft, en de koper zal het gekochte zelfs niet bij zijn leven kunnen behouden.14 Men steekt wel de trompet en brengt alles in gereedheid, maar niemand trekt ten oorlog; want mijn toorn ontbrandt over al hun rijkdom.15 Het zwaard buiten, pest en honger binnen; wie op het veld is sterft door het zwaard, wie in de stad is, hem verteren honger en pest.
16 Wie van hen ontkomen zullen op de bergen zijn als kirrende duiven, en allen zal de dood wegnemen, ieder om eigen schuld.17 Aller handen zullen verslappen, aller knieen tot water wegsmelten.18 Zij zullen zich met treurgewaden omgorden, en angst zal hen bevangen; over aller aangezicht zal schaamte, op aller hoofd een kaalgeschoren plek zijn.19 Hun zilver zullen zij op de straten werpen hun goud zal als vuilnis geacht worden. Het stilt hun honger niet en vult hun maag niet; want het is hun het struikelblok tot zonde geweest;20 als een prachtsieraad hebben zij het tot trotsering opgesteld; hun afschuwelijke beelden, hun gruwelen hebben zij er uit vervaardigd.21 Daarom heb ik het voor hen tot vuilnis gemaakt, en geef ik het aan vreemden prijs, en aan de geweldenaars der aarde ten buit.22 Ik zal mijn aangezicht van hen afwenden en mijn kleinood ontwijden; woestelingen treden daarbinnen, ontwijden het
23 en voltrekken het vonnis der vernieling; want het land is vol moord, de stad vol geweldenarij.24 Daarom breng ik de kwaadaardigste volken, die hun huizen in bezit zullen nemen, maak ik een einde aan hun hoogmoedige kracht, en zullen genen hun heilige plaatsen beerven.25 Vertwijfeling komt: zij zoeken naar vrede, en deze is er niet.26 Onheil op onheil komt; het ene gerucht vervangt het andere; zij zoeken een gezicht bij den profeet; de priester heeft geen wet, de oude geen raad meer.27 De koning bedrijft rouw, de vorst is bevangen van ontzetting, de handen der burgerij zijn verlamd. Naar hun wandel zal ik hun aandoen, naar hun handelingen hen vonnissen. Zo zullen zij weten dat ik de Heer ben.
span data-lang="dut" data-trans="lie" data-ref="eze.7.1" class="versetxt">1 Het woord des Heeren kwam aldus tot mij:2 Menschenkind, spreek: Zo zegt de Heere God tot Israels grond: Het einde komt over de vier uiteinden des lands.3 Nu wil ik wakker worden over u, mijn toorn tegen u loslaten, u vonnissen naar uw wandel, en al uw afschuwelijkheden op u doen neerkomen;4 ik zal u verschoonen noch sparen, maar uw wandel zal ik op u doen neerkomen, en uw afschuwelijkheden zullen in uw midden zijn. Zo zult gij weten dat ik de Heere God ben.5 Zo spreekt de Heere God: De ene ramp komt na de andere over u, bewoners des lands, de tijd is aangebroken,6 25.eze.nl.lie.ot.map007:007 de dag is nabij, de dag van ontroering op de bergen.8 25.eze.nl.lie.ot.map007:009 25.eze.nl.lie.ot.map007:010 Zie, de dag komt! Is de kroon uitgelopen? heeft de heerschersstaf gebloeid? Neen; de hoovaardij heeft bloesems gedragen,11 de geweldenarij is opgeschoten tot een staf waarmee de goddeloosheid slaat, niet uit hen en niet uit hun rijkdom.12 Zie, de tijd is gekomen, genaderd de dag: de koper verblijde zich niet, de verkoper treure niet; want toorn ontbrandt over al hun rijkdom.13 Immers, de verkoper zal niet terugkeren tot hetgeen hij verkocht heeft, en de koper zal het gekochte zelfs niet bij zijn leven kunnen behouden.14 Men steekt wel de trompet en brengt alles in gereedheid, maar niemand trekt ten oorlog; want mijn toorn ontbrandt over al hun rijkdom.15 Het zwaard buiten, pest en honger binnen; wie op het veld is sterft door het zwaard, wie in de stad is, hem verteren honger en pest.16 Wie van hen ontkomen zullen op de bergen zijn als kirrende duiven, en allen zal de dood wegnemen, ieder om eigen schuld.17 Aller handen zullen verslappen, aller knieen tot water wegsmelten.18 Zij zullen zich met treurgewaden omgorden, en angst zal hen bevangen; over aller aangezicht zal schaamte, op aller hoofd een kaalgeschoren plek zijn.19 Hun zilver zullen zij op de straten werpen hun goud zal als vuilnis geacht worden. Het stilt hun honger niet en vult hun maag niet; want het is hun het struikelblok tot zonde geweest;20 als een prachtsieraad hebben zij het tot trotsering opgesteld; hun afschuwelijke beelden, hun gruwelen hebben zij er uit vervaardigd.21 Daarom heb ik het voor hen tot vuilnis gemaakt, en geef ik het aan vreemden prijs, en aan de geweldenaars der aarde ten buit.22 Ik zal mijn aangezicht van hen afwenden en mijn kleinood ontwijden; woestelingen treden daarbinnen, ontwijden het
23 en voltrekken het vonnis der vernieling; want het land is vol moord, de stad vol geweldenarij.24 Daarom breng ik de kwaadaardigste volken, die hun huizen in bezit zullen nemen, maak ik een einde aan hun hoogmoedige kracht, en zullen genen hun heilige plaatsen beerven.25 Vertwijfeling komt: zij zoeken naar vrede, en deze is er niet.26 Onheil op onheil komt; het ene gerucht vervangt het andere; zij zoeken een gezicht bij den profeet; de priester heeft geen wet, de oude geen raad meer.27 De koning bedrijft rouw, de vorst is bevangen van ontzetting, de handen der burgerij zijn verlamd. Naar hun wandel zal ik hun aandoen, naar hun handelingen hen vonnissen. Zo zullen zij weten dat ik de Heer ben.
span data-lang="dut" data-trans="lie" data-ref="eze.7.1" class="versetxt">1 Het woord des Heeren kwam aldus tot mij:2 Menschenkind, spreek: Zo zegt de Heere God tot Israels grond: Het einde komt over de vier uiteinden des lands.3 Nu wil ik wakker worden over u, mijn toorn tegen u loslaten, u vonnissen naar uw wandel, en al uw afschuwelijkheden op u doen neerkomen;4 ik zal u verschoonen noch sparen, maar uw wandel zal ik op u doen neerkomen, en uw afschuwelijkheden zullen in uw midden zijn. Zo zult gij weten dat ik de Heere God ben.5 Zo spreekt de Heere God: De ene ramp komt na de andere over u, bewoners des lands, de tijd is aangebroken,6 25.eze.nl.lie.ot.map007:007 de dag is nabij, de dag van ontroering op de bergen.8 25.eze.nl.lie.ot.map007:009 25.eze.nl.lie.ot.map007:010 Zie, de dag komt! Is de kroon uitgelopen? heeft de heerschersstaf gebloeid? Neen; de hoovaardij heeft bloesems gedragen,11 de geweldenarij is opgeschoten tot een staf waarmee de goddeloosheid slaat, niet uit hen en niet uit hun rijkdom.12 Zie, de tijd is gekomen, genaderd de dag: de koper verblijde zich niet, de verkoper treure niet; want toorn ontbrandt over al hun rijkdom.13 Immers, de verkoper zal niet terugkeren tot hetgeen hij verkocht heeft, en de koper zal het gekochte zelfs niet bij zijn leven kunnen behouden.14 Men steekt wel de trompet en brengt alles in gereedheid, maar niemand trekt ten oorlog; want mijn toorn ontbrandt over al hun rijkdom.15 Het zwaard buiten, pest en honger binnen; wie op het veld is sterft door het zwaard, wie in de stad is, hem verteren honger en pest.16 Wie van hen ontkomen zullen op de bergen zijn als kirrende duiven, en allen zal de dood wegnemen, ieder om eigen schuld.17 Aller handen zullen verslappen, aller knieen tot water wegsmelten.18 Zij zullen zich met treurgewaden omgorden, en angst zal hen bevangen; over aller aangezicht zal schaamte, op aller hoofd een kaalgeschoren plek zijn.19 Hun zilver zullen zij op de straten werpen hun goud zal als vuilnis geacht worden. Het stilt hun honger niet en vult hun maag niet; want het is hun het struikelblok tot zonde geweest;20 als een prachtsieraad hebben zij het tot trotsering opgesteld; hun afschuwelijke beelden, hun gruwelen hebben zij er uit vervaardigd.21 Daarom heb ik het voor hen tot vuilnis gemaakt, en geef ik het aan vreemden prijs, en aan de geweldenaars der aarde ten buit.22 Ik zal mijn aangezicht van hen afwenden en mijn kleinood ontwijden; woestelingen treden daarbinnen, ontwijden het
23 en voltrekken het vonnis der vernieling; want het land is vol moord, de stad vol geweldenarij.24 Daarom breng ik de kwaadaardigste volken, die hun huizen in bezit zullen nemen, maak ik een einde aan hun hoogmoedige kracht, en zullen genen hun heilige plaatsen beerven.25 Vertwijfeling komt: zij zoeken naar vrede, en deze is er niet.26 Onheil op onheil komt; het ene gerucht vervangt het andere; zij zoeken een gezicht bij den profeet; de priester heeft geen wet, de oude geen raad meer.27 De koning bedrijft rouw, de vorst is bevangen van ontzetting, de handen der burgerij zijn verlamd. Naar hun wandel zal ik hun aandoen, naar hun handelingen hen vonnissen. Zo zullen zij weten dat ik de Heer ben.
span data-lang="dut" data-trans="lie" data-ref="eze.7.1" class="versetxt">1 Het woord des Heeren kwam aldus tot mij:2 Menschenkind, spreek: Zo zegt de Heere God tot Israels grond: Het einde komt over de vier uiteinden des lands.3 Nu wil ik wakker worden over u, mijn toorn tegen u loslaten, u vonnissen naar uw wandel, en al uw afschuwelijkheden op u doen neerkomen;4 ik zal u verschoonen noch sparen, maar uw wandel zal ik op u doen neerkomen, en uw afschuwelijkheden zullen in uw midden zijn. Zo zult gij weten dat ik de Heere God ben.5 Zo spreekt de Heere God: De ene ramp komt na de andere over u, bewoners des lands, de tijd is aangebroken,6 25.eze.nl.lie.ot.map007:007 de dag is nabij, de dag van ontroering op de bergen.8 25.eze.nl.lie.ot.map007:009 25.eze.nl.lie.ot.map007:010 Zie, de dag komt! Is de kroon uitgelopen? heeft de heerschersstaf gebloeid? Neen; de hoovaardij heeft bloesems gedragen,11 de geweldenarij is opgeschoten tot een staf waarmee de goddeloosheid slaat, niet uit hen en niet uit hun rijkdom.12 Zie, de tijd is gekomen, genaderd de dag: de koper verblijde zich niet, de verkoper treure niet; want toorn ontbrandt over al hun rijkdom.13 Immers, de verkoper zal niet terugkeren tot hetgeen hij verkocht heeft, en de koper zal het gekochte zelfs niet bij zijn leven kunnen behouden.14 Men steekt wel de trompet en brengt alles in gereedheid, maar niemand trekt ten oorlog; want mijn toorn ontbrandt over al hun rijkdom.15 Het zwaard buiten, pest en honger binnen; wie op het veld is sterft door het zwaard, wie in de stad is, hem verteren honger en pest.16 Wie van hen ontkomen zullen op de bergen zijn als kirrende duiven, en allen zal de dood wegnemen, ieder om eigen schuld.17 Aller handen zullen verslappen, aller knieen tot water wegsmelten.18 Zij zullen zich met treurgewaden omgorden, en angst zal hen bevangen; over aller aangezicht zal schaamte, op aller hoofd een kaalgeschoren plek zijn.19 Hun zilver zullen zij op de straten werpen hun goud zal als vuilnis geacht worden. Het stilt hun honger niet en vult hun maag niet; want het is hun het struikelblok tot zonde geweest;20 als een prachtsieraad hebben zij het tot trotsering opgesteld; hun afschuwelijke beelden, hun gruwelen hebben zij er uit vervaardigd.21 Daarom heb ik het voor hen tot vuilnis gemaakt, en geef ik het aan vreemden prijs, en aan de geweldenaars der aarde ten buit.22 Ik zal mijn aangezicht van hen afwenden en mijn kleinood ontwijden; woestelingen treden daarbinnen, ontwijden het
23 en voltrekken het vonnis der vernieling; want het land is vol moord, de stad vol geweldenarij.24 Daarom breng ik de kwaadaardigste volken, die hun huizen in bezit zullen nemen, maak ik een einde aan hun hoogmoedige kracht, en zullen genen hun heilige plaatsen beerven.25 Vertwijfeling komt: zij zoeken naar vrede, en deze is er niet.26 Onheil op onheil komt; het ene gerucht vervangt het andere; zij zoeken een gezicht bij den profeet; de priester heeft geen wet, de oude geen raad meer.27 De koning bedrijft rouw, de vorst is bevangen van ontzetting, de handen der burgerij zijn verlamd. Naar hun wandel zal ik hun aandoen, naar hun handelingen hen vonnissen. Zo zullen zij weten dat ik de Heer ben.