the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Ezechiël 39
1 Gij dan, menschenkind, profeteer tegen Gog en zeg: Zo spreekt de Heere God: Ik kom op u af, Gog, vorst van Ros, Mesjech en Tubal!2 en troon u mee, leid u, doe u optrekken uit het hooge Noorden en komen over Israels bergen.3 Dan sla ik u den boog uit uw linkerhand en doe de pijlen uit uw rechter vallen.4 Op Israels bergen zult gij neerliggen met al uw troepen en de volken die bij u zijn; aan allerlei gevleugelde roofvogels en het gedierte des velds geef ik u tot spijs.5 Op het veld zult gij nederliggen; want ik heb het gezegd, spreekt de Heere God.6 Dan werp ik vuur in Magog en onder hen die onbezorgd de kustlanden bewonen; zo zullen zij weten dat ik de Heer ben.7 En ik maak mijn heiligen naam bekend te midden van mijn volk Israel en laat dien voortaan niet meer ontwijden. Zo zullen de natien weten dat ik de Heer ben, de Heilige in Israel.
8 Zie, het komt en geschiedt, spreekt de Heere God; dat is de dag waarvan ik gesproken heb.9 Dan zullen de inwoners van Israels steden uittrekken en het vuur stoken van het wapentuig, de schilden, rondassen, bogen, pijlen, knotsen en lansen; zeven jaren lang zullen zij er brandstof aan hebben.10 Zij zullen niet sprokkelen op het veld, geen hout hakken in het bos; want zij zullen aan dat wapentuig brandstof hebben en zullen buit behalen van wie het hunne als buit wegnamen, roven van wie hen beroven wilden, spreekt de Heere God.11 Te dien dage zal ik aan Gog een plaats geven waarbij zijner gedacht wordt, een graf in Israel, een dal der doortrekkenden bij de zee; men zal dat dal afsluiten, daar Gog met zijn gehele menigte begraven en het noemen: Dal van Gogs menigte.12 Het huis Israel zal hem begraven, ten einde het land te reinigen, zeven maanden lang.13 De gehele bevolking des lands zal doodgraverswerk doen; en dit zal hun tot eer verstrekken ten dage dat ik verheerlijkt word, spreekt de Heere God.14 Dan zullen zij nog daartoe aangewezen mannen door het land zenden, ten einde op te sporen wie nog boven den grond zijn blijven liggen om het land te reinigen. Na afloop der zeven maanden zullen zij aan het opsporen gaan.15 Ziet een hunner, terwijl zij het land doortrekken, een menschenbeen, dan zal hij er een teken bij zetten, totdat de doodgravers komen en het in het dal van Gogs menigte begraven.16 Zo wordt zijn menigte opgeruimd en het land gereinigd.17 Gij, menschenkind, zo spreekt de Heere God: Zeg tot het gevogelte van allerlei veder en tot alle dieren des velds: Verzamelt u en komt, vergadert u van alle kanten tot een offer dat ik voor u aanricht, een groot offermaal, op Israels bergen, en eet vlees en drinkt bloed!18 Vlees van helden zult gij eten en bloed van vorsten der aarde drinken; rammen, hamels en bokken, varren, mestvee van Bazan zijn het altemaal.19 Vet zult gij eten tot verzadiging, bloed drinken tot dronken wordens toe, van het offer dat ik voor u aanricht.20 Aan mijn tafel zult gij verzadigd worden van paarden en ruiters, van helden en allerlei krijgers, spreekt de Heere God.21 Zo zal ik mijn heerlijkheid blootleggen onder de natien; zodat zij allen het strafgericht zien dat ik voltrokken heb, alsmede de hand die ik op haar heb gelegd.22 En het huis Israel zal weten, van dien dag af en voortaan, dat ik de Heer zijn god ben;
23 en de volken zullen weten dat het huis Israel om zijn schuld in ballingschap is gegaan: omdat zij zich aan mij vergrepen hadden, heb ik mijn aangezicht voor hen verborgen en hen overgeleverd in de handen hunner tegenstanders; zodat zij allen door het zwaard vielen.24 Naar hun onreinheden en misdrijven heb ik hen behandeld en mijn aangezicht voor hen verborgen.25 Daarom spreekt de Heere God aldus: Nu zal ik het lot van Jakob wenden, mij over het ganse huis Israel ontfermen en ijveren voor mijn heiligen naam.26 Zij zullen den ondervonden smaad en hoe zij zich op allerlei wijze aan mij vergrepen hebben, vergeten, wanneer zij onbezorgd op hun grond zullen wonen, zonderdat iemand hen opschrikt.27 Als ik hen terugbreng uit de volken en hen herzamel uit de landen hunner vijanden, dan zal ik mij in hen als den Heilige betonen ten aanschouwen der natien.28 Hieraan zullen zij weten dat ik de Heer, hun god, ben, dat ik hen in ballingschap heb doen gaan naar de natien en weer heb saamgebracht op hun grond, zonder een van hen te doen achterblijven.29 En nooit zal ik meer mijn aangezicht voor hen verbergen; dewijl ik mijn geest op het huis Israel heb uitgestort, spreekt de Heere God.