the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Ezechiël 38
1 Het woord des Heeren kwam aldus tot mij:2 Menschenkind, vestig uw oog op Gog, in het land van Magog, den vorst van Ros, Mesjech en Tubal, profeteer tegen hem3 en zeg: Zo spreekt de Heere God: Ik kom op u af, Gog, vorst van Ros, Mesjech en Tubal!4 Ik doe u en uw gehele legermacht uittrekken, paarden en ruiters, altemaal prachtig gekleed, een grote menigte, met schilden en rondassen, die allen het zwaard hanteren;5 Perzen, Ethiopiers en Putiers trekken met hen, altemaal met rondas en helm.6 Gomer en al zijn troepen, het huis Togarma, uit het hooge Noorden, en al zijn troepen, tal van volken trekken met u.7 Houd u gereed en maak alles gereed, gij met al de scharen die zich bij u geschaard hebben, en wacht op mijn bevelen.8 Na veel dagen zult gij gemonsterd worden, aan het eind der jaren zult gij een land binnenrukken dat herrezen is uit de puinhopen, welks bewoners uit veel volken zijn herzameld--Israels bergen, die tijden aaneen als puinhopen gelegen hebben--zij zijn uit de volken gehaald en wonen gezamenlijk onbezorgd.9 Als een onweder zult gij komen opzetten, als een wolk aankomen om het land te bedekken, met al uw troepen en veel volken bij u.10 Zo spreekt de Heere God: Te dien dage zal u iets in den zin komen en zult gij met boze bedenkselen omgaan11 en zeggen: Ik zal optrekken tegen een land van dorpen, rustige lieden overvallen, die onbezorgd wonen, altemaal wonen zonder muren en grendels, en geen deuren hebben;12 ten einde buit te maken en roof te roven, mijn hand te keren tegen puinhopen die weer bewoond zijn, en tegen een volk dat uit de natien bijeengebracht is, dat vee en have verworven heeft, dat woont op den navel der aarde.13 Sjeba, Dedan, de handelaars van Tarsjis en al haar kramers zullen tot u zeggen: Zijt gij gekomen om buit te maken? hebt gij uw scharen verzameld om roof te roven, om zilver en goud weg te dragen, om vee en have mee te nemen, om groten buit te maken?
14 Daarom, profeteer, menschenkind, en zeg tot Gog: Zo spreekt de Heere God: Zeker zult gij te dien dage, wanneer mijn volk Israel onbezorgd woont,15 u opmaken, uit uw woonplaats in het hooge Noorden komen met veel volken, altemaal berijders van paarden, een grote menigte en talrijke legermacht, en, aan een wolk gelijk,16 optrekken tegen mijn volk Israel om het land te bedekken. Aan het einde der dagen zal ik u over mijn land doen komen, opdat de natien mij leren kennen, wanneer ik mij in u voor hun ogen als den Heilige openbaar.17 Zo spreekt de Heere God tot Gog: Gij zijt het van wien ik oudtijds gesproken heb door mijn dienaren, Israels profeten, die toenmaals jaren lang geprofeteerd hebben dat ik u over hen zou doen komen.18 En te dien dage, wanneer Gog over Israels grond komt, spreekt de Heere God, zal mijn gramschap in mijn neus opstijgen;19 in mijn naijver en in het vuur mijner verbolgenheid heb ik gesproken. Te dien dage zal zeer zeker op Israels bodem een geweldige aardbeving zijn;20 beven zullen voor mij de vissen der zee, de vogelen des hemels, de dieren des velds, al het kruipend gedierte dat op den grond kruipt, en alle mensen die op de oppervlakte der aarde zijn; de bergen zullen omvergeworpen worden, rotswanden instorten, alle muren ter aarde vallen.21 Dan ontbied ik tegen hem den vollen schrik des zwaards, spreekt de Heere God; het zwaard des enen zal tegen dat des anderen gekeerd zijn.22 Ook zal ik hem richten door pest en bloedstorting, door alles overstromende plasregens en hagelsteenen; vuur en zwavel zal ik op hem doen regenen, op al zijn troepen en de vele volken die bij hem zijn.23 Zo zal ik mij groot en heilig betonen, en ten aanschouwen van vele volken openbaren, wie ik ben: zij zullen weten dat ik de Heer ben.