Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Ezechiël 12

1 Het woord des Heeren kwam aldus tot mij:2 Menschenkind, gij woont te midden van het weerspannig ras, van hen die ogen hebben om te zien maar niet zien, oren om te horen maar niet horen, omdat zij een weerspannig ras zijn.3 Schaf u, menschenkind, het nodige voor een ballingschap aan, overdag voor hun ogen, en ga voor hun ogen als balling van uw woonplaats naar een andere plaats. Misschien zien zij in dat zij een weerspannig ras zijn.4 Breng uw uitrusting, zoals men voor een ballingschap behoeft, overdag voor hun ogen buiten uw huis, en ga zelf des avonds voor hun ogen er uit, zoals ballingen uitgaan;5 graaf u voor hun ogen een gat in den muur, ga daardoor naar buiten.6 Neem voor hun ogen uw pak op den schouder; in stikdonker zult gij vertrekken, en daarbij uw gelaat bedekken, zodat gij den grond niet ziet; want ik maak u tot een voorbeduiding voor het huis Israels.7 Ik deed juist zoals mij bevolen was: mijn uitrusting, zoals men voor een ballingschap behoeft, brak ik overdag naar buiten, en des avonds groef ik een gat in den muur; in stikdonker vertrok ik, en voor hun ogen nam ik mijn pak op den schouder.8 Den volgenden dag kwam 's Heeren woord aldus tot mij:9 Menschenkind, heeft het huis Israel, dat weerspannig ras, niet tot u gezegd: Wat doet gij daar?10 Zeg tot hen: Zo spreekt de Heere God: Opgelicht is dit pak in Jeruzalem door het ganse huis Israel dat in haar midden is.11 Zeg: Ik ben een voorbeduiding voor u: zoals ik gedaan heb zal met u gedaan worden: in ballingschap, in gevangenis, zult gij gaan.12 En de vorst die onder u is zal het pak op den schouder nemen en in stikdonker de stad uitgaan; men zal een gat in den muur graven om hem daardoor naar buiten te brengen; zijn gelaat zal hij bedekken, ten einde door geen oog gezien te worden en zelf den grond niet te zien.13 Maar ik zal mijn net over hem uitwerpen, en in mijn strik zal hij gevangen worden. Ik zal hem naar Babel, het land der Chaldeen, brengen, maar hij zal het niet zien; en daar zal hij sterven.14 En allen die hem omringen, zijn helpers en al zijn troepen zal ik verstrooien naar alle windstreken, en ik zal een zwaard achter hen ontbloten.15 Zo zullen zij weten dat ik de Heer ben. Wanneer ik hen verspreid onder de natien, hen verstrooi in de landen,16 dan zal ik van hen slechts weinigen overlaten van het zwaard, den honger en de pest; om onder de natien tot welke zij gekomen zijn te verhalen van al hun afschuwelijkheden. Zo zullen zij weten dat ik de Heer ben.

17 Het woord des Heeren kwam aldus tot mij:18 Menschenkind, uw brood moet gij sidderend eten, uw water bevend en angstig drinken,19 en gij moet van de bevolking des lands zeggen: Zo spreekt de Heere God van de inwoners van Jeruzalem op Israels bodem: Hun brood zullen zij met angst eten en hun water met ontzetting drinken; opdat het land, van zijn volheid beroofd, verwoest ligge wegens de geweldenarij, aan allen die het bewonen aangedaan;20 de dichtbevolkte steden zullen in puin liggen, en het land zal een woestenij zijn. Zo zult gij weten dat ik de Heer ben.

21 Het woord des Heeren kwam aldus tot mij:22 Menschenkind, wat is dat voor een spreekwoord dat men over het land van Israel bezigt: Het duurt vele dagen; van de gezichten komt niets!23 Daarom, zeg tot hen: Zo spreekt de Heere God: Ik maak een einde aan dat spreekwoord; men zal het in Israel niet meer gebruiken. Spreek veeleer tot hen: De dagen zijn nabij, en alle gezichten komen uit.24 Want voortaan zal in het huis Israel geen vals gezicht noch bedrieglijke godsspraak meer zijn.25 Ik toch, de Heer, zal spreken, en wat ik spreek zal ook volbracht worden. Het wordt niet meer verschoven; want ik zal in uw dagen, weerspannig ras, iets spreken en het volbrengen; zo spreekt de Heere God.26 Het woord des Heeren kwam aldus tot mij:27 Menschenkind, zie, het huis Israel zegt: Het gezicht dat die daar ziet heeft betrekking op verwijderde dagen; voor verren tijd profeteert hij.28 Daarom, zeg tot hen: Zo spreekt de Heere God: Geen mijner woorden wordt meer verschoven. Wat ik spreek zal ook volbracht worden. Zo spreekt de Heere God.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile