the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Exodus 13
1 De Heer sprak tot Mozes:2 Heilig mij alle eerstgeborenen; alwat een moederschoot opent onder de Israelieten, bij mens en dier, behoort mij.3 Toen zeide Mozes tot het volk: Gedenkt dezen dag, waarop gij uit Egypte, uit het slavenhuis, gegaan zijt; want met sterkte van hand heeft de Heer u van daar uitgeleid; en iets gezuurds mag niet gegeten worden.4 Heden gaat gij uit, in de maand Abib.5 En wanneer de Heer u brengt in het land der Kanaanieten, Hittieten, Amorieten, Hiwwieten en Jebuzieten, hetwelk de Heer aan uw vaderen gezworen heeft u te zullen geven, een land overvloeiende van melk en honing, dan zult gij dit gebruik nakomen, in deze maand:6 zeven dagen zult gij ongezuurd brood eten, en op den zevenden dag is het feest ter ere van den Heer.7 Ongezuurd brood moet die zeven dagen gegeten worden, en onder u mag niets gezuurds en geen gist gezien worden, op uw ganse grondgebied.8 En te dien dage zult gij aan uw zoon mededelen: Dit geschiedt om hetgeen de Heer mij gedaan heeft, toen ik uit Egypte toog.9 Het zal u dienen tot teken op uw hand en tot gedenkfiguur tussen uw ogen; opdat des Heeren wet in uw mond zij; want met sterke hand heeft de Heer u uit Egypte geleid.10 En deze inzetting zult gij op den voor haar bepaalden tijd van jaar tot jaar onderhouden.
11 Wanneer de Heer u brengt in het land der Kanaanieten, zoals hij u en uw vaderen gezworen heeft, en hij het u geeft,12 dan zult gij alwat den moederschoot opent aan den Heer wijden: elk eerste jong dat uw vee werpt, van het manlijk geslacht, zult gij aan den Heer wijden.13 Elk eerste ezelsveulen zult gij voor een lam loskopen; indien gij het niet loskoopt, moet gij het den nek breken. Maar alle menselijke eerstgeborenen onder uw zonen zult gij loskopen.14 En wanneer uw zoon u morgen vraagt: Wat betekent dat? dan moet gij tot hem zeggen: Met sterkte van hand heeft de Heer ons uitgeleid uit Egypte, uit het slavenhuis;15 en toen Farao bezwaar maakte ons te laten trekken, heeft de Heer alle eerstgeborenen in Egypteland gedood, van de eerstgeborenen der mensen af tot die van het vee toe. Daarom offer ik aan den Heer alwat den moederschoot opent, van het manlijk geslacht, terwijl ik elken eerstgeborene mijner zonen los.16 Dit nu moet dienen tot teken op uw hand en tot merk tussen uw ogen; want met sterkte van hand heeft de Heer ons uit Egypte geleid.
17 Toen Farao het volk liet trekken, voerde God het niet in de richting van het land der Filistijnen, hoewel die weg de naaste was; want God dacht: Het volk mocht eens op het zien van den oorlog berouw krijgen en naar Egypte terugkeren!18 Daarom liet God het volk den woestijnweg naar de Schelfzee inslaan. Wel toegerust trokken de Israelieten uit Egypteland.19 En Mozes nam het gebeente van Jozef mede; want deze had de Israelieten met diere woorden bezworen: Wanneer God naar u zal omzien, moet gij mijn gebeente van hier medevoeren.20 Zo trokken zij van Sukkoth en legerden zich te Etham, aan den rand der woestijn;21 terwijl de Heer voor hen uittrok, overdag in een wolkkolom, om hen op den weg te leiden, des nachts in een vuurkolom, om hen voor te lichten; zodat zij dag en nacht konden doortrekken.22 Overdag week de wolkkolom niet van haar plaats, aan de spits van het volk, noch des nachts de vuurkolom.