the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Daniël 1
1 In het derde jaar der regering van Jojakim, den koning van Juda, kwam Nebukadresar, de koning van Babel, naar Jeruzalem en belegerde het.2 En de Heer gaf in zijn hand Jojakim, den koning van Juda, en een deel der vaten van het huis Gods; hij bracht hen in het land Sjinear, en de vaten bracht hij in de schatkamer van zijn god.3 Daarna beval de koning Aspenaz, het hoofd zijner kamerlingen, uit de Israelieten, zowel uit het koninklijk geslacht als uit de edelen,4 knapen te nemen zonder enig lichaamsgebrek, schoon van uiterlijk; toegerust met allerlei wijsheid, in het bezit van kennis, inzicht hebbend in wetenschap, geschikt om in het paleis des konings te staan, en dezen te onderwijzen in het schrift en de taal der Chaldeen.5 De koning wees hun voor elken dag een deel toe van de spijzen en den wijn der koninklijke tafel, en beval, hen zo drie jaren op te kweeken; opdat zij na afloop er van voor den koning zouden staan.6 Onder hen nu waren enige Judeers: Daniel, Hananja, Misjael en Azarja,7 wien de opperste der kamerlingen andere namen gaf: Daniel noemde hij Beltsjassar, Hananja Sjadrach, Misjael Mesjach en Azarja Abednego.
8 Maar Daniel nam zich voor, zich niet te verontreinigen aan de spijzen en den wijn van de koninklijke tafel, en verzocht daarom den opperste der kamerlingen vergunning zich niet te laten verontreinigen.9 En God bewerkte dat Daniel gunst en erbarming vond bij den opperste der kamerlingen.10 Deze toch zeide tot Daniel: Ik vrees dat mijn heer de koning, die u spijs en drank heeft toegewezen, uw uitzicht minder bloeiend zal vinden dan dat der knapen van uw leeftijd. Zo zoudt gij mij mijn hoofd bij den koning doen verbeuren.11 Toen zeide Daniel tot den beambte dien de opperste der kamerlingen bij Daniel, Hananja, Misjael en Azarja had geplaatst:12 Neem toch tien dagen de proef met uw dienaren, door ons groenten tot spijs en water tot drank te doen geven;13 laat dan ons uiterlijk met dat van de knapen die van 's konings spijzen eten door u vergeleken worden, en doe daarna met uw dienaren naar bevind van zaken.14 Hij was hun in deze zaak ter wille en nam met hen een proef van tien dagen.15 En na verloop van tien dagen waren zij bloeiender van uitzicht en beter in het vlees dan al de knapen die van 's konings spijzen gegeten hadden.16 Daarom nam de beambte hun spijzen en hun tafelwijn weg en gaf hun groenten.
17 Aan die knapen nu, aan alle vier, gaf God wetenschap, kennis van allerlei schrift en wijsheid, en Daniel kreeg verstand van alle gezichten en dromen.18 Toen de tijd waarna de koning bepaald had dat zij bij hem zouden gebracht worden verstreken was, bracht de opperste der kamerlingen hen voor Nebukadresar.19 De koning onderhield zich met hen, en onder hen allen werd de gelijke van Daniel, Hananja, Misjael en Azarja niet gevon-den. Daarom traden zij in dienst bij den koning.20 En over elk stuk van omzichtige wijsheid waarover de koning hen ondervroeg bevond hij hen tienmaal bekwamer dan al de geleerden en geestenbanners in zijn gehele rijk.21 En Daniel was daar tot het eerste jaar van koning Cyrus.