the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
1 Samuël 8
1 Toen Samuel oud was geworden, stelde hij zijn zonen tot rechters over Israel aan--2 zijn oudste zoon heette Joel en de tweede Abia--tot rechters te Bersjeba.3 Maar zijn zonen wandelden niet op zijn wegen: zij waren belust op winst, namen geschenken aan en verkrachtten het recht.
4 Toen verzamelden zich al de oudsten van Israel, kwamen tot Samuel te Rama5 en zeiden tot hem: Zie, gij zijt oud geworden, en uw zonen wandelen niet op uw wegen; stel dus een koning over ons aan om ons te besturen, zoals alle andere volken hebben.6 In het oog van Samuel was het kwaad, zodra zij gezegd hadden: Geef ons een koning om ons te besturen--en Samuel bad tot den Heer.7 De Heer nu zeide tot Samuel: Luister naar het volk ten aanzien van alwat zij tot u zeggen; want niet u hebben zij verworpen, maar mij, dat ik geen koning over hen zou zijn.8 Juist zoals zij zich jegens mij gedragen hebben van den dag af dat ik hen opvoerde uit Egypte tot heden toe, dat zij mij verlieten en andere goden dienden, zo gedragen zij zich ook jegens u.9 Welaan geef hun gehoor. Doch waarschuw hen nadrukkelijk en maak hun het recht bekend van den koning die over hen zal regeren.10 Samuel bracht al de woorden des Heeren aan het volk over, dat hem om I een koning had gevraagd,11 en zeide: Dit zal het recht zijn van den koning die over u zal regeren: Uw zonen zal hij nemen, om hen bij zijn wagens en zijn ruiterij in dienst te stellen en hen voor zijn wagen te laten lopen,12 om hen tot oversten over duizend en over vijftig aan te stellen, om zijn akker te beploegen zijn oogst binnen te halen, en zijn krijgswapenen en zijn wapentuig te vervaardigen.13 Uw dochters zal hij nemen tot specerijbereidsters, slachtsters en baksters.14 Van uw akkers, wijnbergen en olijfgaarden zal hij de beste nemen en wegschenken aan zijn dienaren;15 van uw bouwland en uw wijngaarden zal hij het tiend heffen en dat aan zijn kamerlingen en dienaren geven.16 Uw beste slaven, slavinnen en runderen en uw ezels zal hij nemen en ze bij zijn werk gebruiken.17 Ook van uw kleinvee zal hij het tiend heffen, en zelf zult gij hem tot slaven zijn.18 Te dien dage zult gij roepen vanwege uw koning dien gij u hebt uitverkoren; maar de Heer zal u dan niet antwoorden.19 Doch het volk weigerde naar Samuel te horen en zeide: Neen, er moet een koning over ons zijn!20 Ook wij willen als alle andere volken zijn en een koning hebben, die over ons rechtspreekt, aan onze spits uittrekt en onze oorlogen voert.21 En Samuel hoorde al de woorden des volks en bracht die aan den Heer over.22 En de Heer zeide tot Samuel: Hoor naar hen en geef hun een koning. Zo zeide Samuel tot de mannen van Israel: Gaat heen, ieder naar zijn stad!