the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
1 Samuël 10
1 Toen nam Samuel de kruik met olie, goot ze uit op zijn hoofd, kuste hem en zeide: De Heer heeft u gezalfd tot vorst over zijn volk, over Israel; gij zult heersen over 's Heeren volk, gij het verlossen uit de hand zijner vijanden. En dit zal u het teken zijn dat de Heer u gezalfd heeft tot vorst over zijn erfdeel:2 als gij thans van mij weggaat, zult gij bij het graf van Rachel, aan de grens van Benjamin, twee mannen aantreffen die tot u zullen zeggen: De ezelinnen die gij zijt gaan zoeken zijn gevonden; en zie, uw vader heeft het voorgevallene met de ezelinnen zich uit het hoofd gezet, maar maakt zich bezorgd om u en zegt: Wat kan ik voor mijn zoon doen?3 En als gij van daar verder trekt en aan den eik van Tabor komt, zullen u daar drie mannen ontmoeten die opgaan naar de godheid te Bethel, de een met drie bokjes, de ander met drie korven brood, de derde met een zak wijn.4 Zij zullen u naar uw welstand vragen en u twee brooden geven, die gij van hen moet aannemen.5 Daarna zult gij te Gibea Gods komen, waar de zuil der Filistijnen staat. Zodra gij daar de stad binnenkomt, zult gij een schaar profeten tegenkomen die van de hoogte afdalen, voorafgegaan door harpen en tamboerijnen, citers en fluiten, terwijl zijzelf profeteren.6 Dan zal de geest des Heeren op u komen, en gij zult met hen profeteren en een ander mens worden.7 Wanneer nu deze tekenen uitkomen, doe dan alwat uw hand te doen vindt; want God is met u.8 Ook moet gij mij voorgaan naar Gilgal, dan zal ikzelf tot u komen om brandoffers te offeren en dankoffers te brengen; zeven dagen moet gij wachten, totdat ik tot u kom en u mededeel wat gij te doen hebt.
9 Zodra hij zich omkeerde om van Samuel weg te gaan, veranderde God zijn hart, en al deze tekenen kwamen op dien dag uit.10 Toen hij van daar te Gibea kwam, daar toog hem een schaar profeten tegemoet. En de geest Gods kwam op hem en hij profeteerde midden onder hen.11 Toen nu ieder die hem van gisteren en eergisteren kende zag dat hij zowaar met profeten profeteerde, zeide men tot elkander: Wat is toch den zoon van Kis overkomen? Ook Saul onder de profeten?12 Daarop hernam een van die plaats: En wie is hun vader? Daarom is het tot een spreekwoord geworden: Ook Saul onder de profeten?13 Toen hij met profeteren had opgehouden, ging hij naar zijn huis.14 En Sauls oom zeide tot hem en zijn knecht: Waar zijt gij heen geweest? Hij zeide: Wij zijn de ezelinnen gaan zoeken, en toen wij zagen dat zij er niet waren, zijn wij naar Samuel gegaan.15 Hierop zeide Sauls oom: Vertel mij eens, wat heeft Samuel tot u gezegd?16 Toen zeide Saul tot zijn oom: Hij heeft ons voor vast medegedeeld dat de ezelinnen gevonden waren. Maar van de zaak van het koningsschap vertelde hij hem niets.
17 Samuel nu riep het volk samen tot den Heer te Mispa,18 en zeide tot de Israelieten: Aldus heeft de Heer, Israels god, gesproken: Ik heb Israel uit Egypte opgevoerd en hen verlost uit de hand van de Egyptenaren en van al de koningen die u verdrukten.19 Doch gij hebt heden uw god verworpen, die u ten redder was uit al uw rampen en noden, en gezegd: Neen, gij zult een koning over ons aanstellen! --Plaatst u dan naar uw stammen en geslachten voor den Heer.20 Toen deed Samuel alle stammen van Israel nadertreden, en werd de stam Benjamin getroffen.21 Daarna deed hij den stam Benjamin naar zijn geslachten nadertreden, en werd het geslacht Matri getroffen; vervolgens het geslacht Matri hoofd voor hoofd, en Saul, de zoon van Kis, werd getroffen. Men ging hem dus zoeken, maar vond hem niet.22 Daarom vroeg men den Heer weder: Is de man hierheen gekomen? Waarop deze antwoordde: Hij heeft zich verscholen bij de bagage!23 Dienvolgens ging men hem van daar halen. En toen hij midden onder het volk stond, stak hij van den schouder af boven al het volk uit.24 Toen zeide Samuel tot het ganse volk: Ziet gij wel dat hij dien de Heer heeft uitverkoren zijns gelijke niet heeft onder het ganse volk? En het ganse volk juichte en zeide: Leve de koning!25 En Samuel droeg het volk het recht van het koningsschap voor, schreef het in een boek en legde dit voor den Heer neder. Daarop liet Samuel het ganse volk gaan, ieder naar zijn huis.26 Ook Saul ging naar zijn huis, te Gibea, en de kloeke mannen wier hart God geroerd had gingen met hem mede.27 Maar de deugnieten zeiden: Wat zou deze ons redden! En zij verachtten hem en brachten hem geen geschenk.