the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
1 Samuël 11
1 Maar omstreeks een maand later trok Nahas, de Ammoniet, op en sloeg het beleg voor Jabes in Gilead. En al de burgers van Jabes zeiden tot Nahas: Sluit met ons een verbond, opdat wij u dienen.2 Toen zeide Nahas, de Ammoniet, tot hen: Op deze voorwaarde wil ik het met u sluiten, dat van elk uwer het rechteroog worde uitgestoken. Zo zal ik gans Israel schande aandoen.3 Hierop zeiden de oudsten van Jabes tot hem: Gun ons zeven dagen tijd, dat wij door het ganse land van Israel boden zenden. Is er niemand om ons te redden, dan zullen wij ons aan u overgeven.4 Die boden dan kwamen te Gibea Sauls en legden de zaak aan het volk voor. Toen verhief het ganse volk zijn stem en weende.
5 Daar kwam juist Saul achter de runderen van den akker. Hij zeide: Wat heeft het volk, dat het weent? Daarop verhaalde men hem wat de mannen van Jabes medegedeeld hadden.6 Toen hij dit hoorde, kwam de geest Gods op Saul. In hevigen toorn ontstoken,7 nam hij een juk runderen, hieuw ze in stukken en zond die door boden het ganse land van Israel rond, met de woorden: Wie niet uittrekt achter Saul en Samuel, met diens runderen zal men alzo handelen. Nu viel de schrik des Heeren op het volk, en zij trokken als een enig man uit.8 Hij monsterde hen te Bezek: de Israelieten waren driehonderd duizend, de Judeers dertig duizend man sterk.9 Toen zeide hij tot de boden die gekomen waren: Dit moet gij zeggen aan de burgers van Jabes in Gilead: Morgen, als de zon op het heetst is, zal voor u redding dagen. De boden kwamen in de stad en deelden het aan de burgers van Jabes mede, die zich verheugden.10 En de burgers van Jabes zeiden tot Nahas, den Ammoniet: Morgen zullen wij ons aan u overgeven; dan moogt gij met ons doen alwat u goeddunkt.11 Maar den volgenden morgen stelde Saul het volk in drie afdelingen op; zij drongen in de morgenwake midden in de legerplaats en sloegen de Ammonieten tot op het heetst van den dag; de overgeblevenen werden verstrooid, zodat van hen geen twee bij elkander bleven.
12 Toen zeide het volk tot Samuel: Wie heeft gezegd: Zou Saul koning over ons wezen? Levert die mannen uit, dat wij hen doden!13 Maar Saul zeide: Op dezen dag zal niemand ter dood gebracht worden; want heden heeft de Heer redding in Israel aangebracht.14 Toen zeide Samuel tot het volk: Komt, laten wij naar Gilgal gaan en daar het koningsschap vernieuwen.15 En het ganse volk ging naar Gilgal; daar maakten zij Saul tot koning voor het aangezicht des Heeren te Gilgal en brachten er slachtoffers voor den Heer, waarbij Saul en alle burgers van Israel uitermate vrolijk waren.