Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Romeinen 3

Kingcomments op de hele BijbelKingcomments

Zoek naar…
Enter query below:

Verzen 1-8

God waarachtig, ieder mens leugenachtig


Rm 3:1. Je zou na het voorgaande gedeelte kunnen gaan denken dat het helemaal geen voorrecht was om tot het volk van de Joden te behoren, terwijl God het toch Zijn uitverkoren volk noemt. Zo zou ook het nut van de besnijdenis wel ter discussie gesteld kunnen worden, hoewel God het als een teken van Zijn verbond met Zijn volk had gegeven. Paulus bestrijdt deze gedachte. Het heeft juist veel voorrechten om tot het volk van God te behoren.

Rm 3:2. Van de vele voorrechten die het heeft om, al is het misschien slechts uiterlijk, tot het volk van God te behoren, noemt hij in de eerste plaats dat aan hen de woorden van God zijn toevertrouwd. Ook voor ons, die leven in zogenaamde christelijke landen, is het een voorrecht dat wij de Bijbel hebben. Maar het maakte hen, en maakt ook ons nu, des te meer verantwoordelijk.

Rm 3:3-4. Hoe wij met de Bijbel omgaan, doet niets af aan de inhoud ervan. God blijft trouw aan Zijn Woord, ook als er mensen zijn die zeggen tot Zijn volk te behoren en toch met dat Woord geen rekening houden. In feite bevestigt dit juist dat God waarachtig is en ieder mens leugenachtig. Je hebt het iemand misschien wel eens horen zeggen, en wellicht heb je het zelfs vroeger zelf wel eens gezegd: ‘God bestaat niet.’ Dat is niet nieuw. Iemand die zoiets zegt, spreekt iets uit wat God Zelf in de Bijbel heeft laten opschrijven. In Psalm 14 staat dat de dwaas in zijn hart zegt dat er geen God is (Ps 14:1a). Daar heb je in het Woord van God een bewijs van het feit dat God waarachtig is en ieder mens leugenachtig.

Als de mens handelt naar zijn eigen, slechte hart, bewijst hij daarmee alleen maar wat God allang in Zijn Woord heeft gezegd. God wordt op deze manier gerechtvaardigd in Zijn woorden. Als de mens het aandurft om een oordeel over God te vellen, om Hem als het ware ter verantwoording te roepen, zal duidelijk worden dat God de Overwinnaar is en de mens de verliezer.

Rm 3:5-6. Het rechtvaardig handelen van God wordt door onze onrechtvaardige handelingen bevestigd. Hier valt niets tegen in te brengen. Een manier van leven waarbij geen rekening wordt gehouden met God, moet Gods toorn over dat leven brengen. God kan niet anders. Hij is daartoe verplicht omdat Hij heilig en rechtvaardig is. Hij kan die eigenschappen, Zijn heiligheid en gerechtigheid, niet met een korreltje zout nemen, zoals wij dat wel eens doen.

Als God alles op deze wereld gadeslaat, kan Hij niet doen alsof er niets aan de hand is. Hij moet het oordeel over de wereld voltrekken. Dat Hij dat nog niet heeft gedaan, komt omdat Hij geduldig is. Hij wil niet “dat iemand verloren gaat, maar dat allen tot bekering komen” (2Pt 3:9). Toch zal er een moment komen dat Hij moet oordelen. Zijn geduld heeft een einde. Dan moet Zijn gerechtigheid haar loop hebben en moet toorn worden uitgeoefend, de straf moet komen! Wie dit ontkent, neemt God niet serieus.

Rm 3:7-8. Er zijn ook mensen die op een andere manier God niet serieus nemen. Dat zijn mensen – het is bijna niet te geloven – die misbruik maken van het rechtvaardig handelen van God. Zij zeggen: ‘Als ik lieg, wordt de waarheid van God er groter door. Ik help door mijn slechte gedrag alleen maar mee om Hem meer eer te geven, want Hij krijgt steeds meer gelijk. Dat moet toch aangenaam zijn voor God? Eigenlijk verdien ik een beloning. Waarom zou ik dan als zondaar geoordeeld moeten worden?’ Hun redenering is: “Laten wij het kwade doen, opdat het goede er uit voortkomt.”

De mensen strooiden in die tijd zelfs het lasterpraatje rond dat de apostel Paulus dit zelf geleerd had. Ze wilden zo hun eigen goddeloze gedrag goedpraten, terwijl ze de apostel in een kwaad daglicht stelden. Paulus gaat hier niet tegen in. Met mensen die zo redeneren, is niet te praten. Zijn antwoord is dan ook kortaf: “Het oordeel over hen is rechtvaardig.”

Lees nog eens Romeinen 3:1-8.

Verwerking: Noem enkele voorrechten die jij als christen hebt.

Verzen 1-8

God waarachtig, ieder mens leugenachtig


Rm 3:1. Je zou na het voorgaande gedeelte kunnen gaan denken dat het helemaal geen voorrecht was om tot het volk van de Joden te behoren, terwijl God het toch Zijn uitverkoren volk noemt. Zo zou ook het nut van de besnijdenis wel ter discussie gesteld kunnen worden, hoewel God het als een teken van Zijn verbond met Zijn volk had gegeven. Paulus bestrijdt deze gedachte. Het heeft juist veel voorrechten om tot het volk van God te behoren.

Rm 3:2. Van de vele voorrechten die het heeft om, al is het misschien slechts uiterlijk, tot het volk van God te behoren, noemt hij in de eerste plaats dat aan hen de woorden van God zijn toevertrouwd. Ook voor ons, die leven in zogenaamde christelijke landen, is het een voorrecht dat wij de Bijbel hebben. Maar het maakte hen, en maakt ook ons nu, des te meer verantwoordelijk.

Rm 3:3-4. Hoe wij met de Bijbel omgaan, doet niets af aan de inhoud ervan. God blijft trouw aan Zijn Woord, ook als er mensen zijn die zeggen tot Zijn volk te behoren en toch met dat Woord geen rekening houden. In feite bevestigt dit juist dat God waarachtig is en ieder mens leugenachtig. Je hebt het iemand misschien wel eens horen zeggen, en wellicht heb je het zelfs vroeger zelf wel eens gezegd: ‘God bestaat niet.’ Dat is niet nieuw. Iemand die zoiets zegt, spreekt iets uit wat God Zelf in de Bijbel heeft laten opschrijven. In Psalm 14 staat dat de dwaas in zijn hart zegt dat er geen God is (Ps 14:1a). Daar heb je in het Woord van God een bewijs van het feit dat God waarachtig is en ieder mens leugenachtig.

Als de mens handelt naar zijn eigen, slechte hart, bewijst hij daarmee alleen maar wat God allang in Zijn Woord heeft gezegd. God wordt op deze manier gerechtvaardigd in Zijn woorden. Als de mens het aandurft om een oordeel over God te vellen, om Hem als het ware ter verantwoording te roepen, zal duidelijk worden dat God de Overwinnaar is en de mens de verliezer.

Rm 3:5-6. Het rechtvaardig handelen van God wordt door onze onrechtvaardige handelingen bevestigd. Hier valt niets tegen in te brengen. Een manier van leven waarbij geen rekening wordt gehouden met God, moet Gods toorn over dat leven brengen. God kan niet anders. Hij is daartoe verplicht omdat Hij heilig en rechtvaardig is. Hij kan die eigenschappen, Zijn heiligheid en gerechtigheid, niet met een korreltje zout nemen, zoals wij dat wel eens doen.

Als God alles op deze wereld gadeslaat, kan Hij niet doen alsof er niets aan de hand is. Hij moet het oordeel over de wereld voltrekken. Dat Hij dat nog niet heeft gedaan, komt omdat Hij geduldig is. Hij wil niet “dat iemand verloren gaat, maar dat allen tot bekering komen” (2Pt 3:9). Toch zal er een moment komen dat Hij moet oordelen. Zijn geduld heeft een einde. Dan moet Zijn gerechtigheid haar loop hebben en moet toorn worden uitgeoefend, de straf moet komen! Wie dit ontkent, neemt God niet serieus.

Rm 3:7-8. Er zijn ook mensen die op een andere manier God niet serieus nemen. Dat zijn mensen – het is bijna niet te geloven – die misbruik maken van het rechtvaardig handelen van God. Zij zeggen: ‘Als ik lieg, wordt de waarheid van God er groter door. Ik help door mijn slechte gedrag alleen maar mee om Hem meer eer te geven, want Hij krijgt steeds meer gelijk. Dat moet toch aangenaam zijn voor God? Eigenlijk verdien ik een beloning. Waarom zou ik dan als zondaar geoordeeld moeten worden?’ Hun redenering is: “Laten wij het kwade doen, opdat het goede er uit voortkomt.”

De mensen strooiden in die tijd zelfs het lasterpraatje rond dat de apostel Paulus dit zelf geleerd had. Ze wilden zo hun eigen goddeloze gedrag goedpraten, terwijl ze de apostel in een kwaad daglicht stelden. Paulus gaat hier niet tegen in. Met mensen die zo redeneren, is niet te praten. Zijn antwoord is dan ook kortaf: “Het oordeel over hen is rechtvaardig.”

Lees nog eens Romeinen 3:1-8.

Verwerking: Noem enkele voorrechten die jij als christen hebt.

Verzen 9-20

Niemand is rechtvaardig


Rm 3:9. Nadat Paulus in de Rm 3:3-8 de dwaze tegenwerpingen van het ongeloof heeft ontzenuwd, komt hij met Rm 3:9 terug op Rm 3:1, waar hij schrijft over het voorrecht van de Jood. Nu gaat hij aantonen dat alles waarop de Joden zich beroemen, tegen hen getuigt. Zijn de woorden van God hun toevertrouwd? Wel, in de woorden van God wordt duidelijke taal gesproken over wat de mens van nature en in de praktijk is: allen zijn onder de zonde. De Jood is dan niet uitnemender dan de Griek.

Rm 3:10-11. De beschuldiging dat allen onder de zonde zijn, wordt krachtig onderbouwd door uitspraken uit hun Oude Testament. Als een spiegel wordt hun (en jou) een beschrijving voorgehouden waarin zij zichzelf (en jij jezelf) zullen moeten herkennen. Geen rechtvaardige, geen verstandige, geen zoeker naar God. Dat was waar van jou. Je hebt dat erkend. Je dacht misschien wel van jezelf dat je juist handelde en verstandig was, maar toen God je tegenkwam, bleek dat je voor jezelf leefde.

Rm 3:12. Je was afgeweken van het doel dat God met je leven had en je was nutteloos geworden. Je vond jezelf misschien wel een nuttig mens voor je omgeving, maar toen God je tegenkwam, bleek dat je niet voor Hem leefde. Daarom deed jij ook geen goed, op hoeveel goede daden jij je misschien ook beroemde. Goed is alleen wat je doet uit liefde tot God.

Rm 3:13-17. Wat er innerlijk in je aanwezig is, komt door je lichaam tot uiting, door je woorden en daden. In deze verzen lees je daarvan enkele voorbeelden. “Keel”, “tongen”, “lippen” en “mond”, ze staan allemaal met dood en verderf in verbinding. De woorden die wij spraken toen we met God nog geen rekening hielden, waren woorden waarin het leven ontbrak. Zo beluister je dat nog steeds in wat de mensen om ons heen zeggen. Bij ons hoort dat niet meer zo te zijn.

Van onze “voeten” en “wegen” zoals wij die voor onze bekering gebruikten en gingen, moet hetzelfde worden gezegd als van onze woorden. “[De] weg van [de] vrede” was ons onbekend. We waren er snel bij om iemand die ons iets in de weg legde een lesje te leren. Misschien hebben we geen moord gepleegd, maar wel iemand eens goed afgeranseld, met of zonder letterlijk “bloed te vergieten”. ‘Bloedvergieten’ wil zeggen, iemand het leven onmogelijk maken. Op onze wegen hebben we een spoor van “vernieling en ellende” achtergelaten.

Rm 3:18. Hoeveel mensen hebben we niet kwaad gedaan door ons goddeloze gedrag? Het kwam allemaal doordat de “vrees voor God” ons niet “voor ogen” stond. We hadden geen ontzag voor Hem en dachten er niet aan Hem gehoorzaam te zijn. We lieten ons door onze eigen begeerten en belangen leiden en leefden voor onszelf. Totdat God ons tegenkwam en ons deze spiegel voorhield. We herkenden onszelf daarin. Niet dat we ons allemaal in dezelfde mate schuldig hebben gemaakt aan deze beschrijving, maar dit alles leefde, en leeft van nature nog steeds, in ons hart.

Het voorgaande wordt in de eerste plaats tegen de Joden aangevoerd om hen vanuit hun eigen Geschriften, waarop ze zich beroemen, van hun zonden te overtuigen. Toch zal ieder mens die zichzelf eerlijk aan de hand van deze beschrijving toetst, erkennen dat deze ook op hem van toepassing is.

Rm 3:19. In dit vers komt dan een conclusie. Deze conclusie slaat niet alleen op de verzen die we nu onder onze aandacht hebben, maar heeft betrekking op het hele gedeelte van Romeinen 1:18-3:18. De conclusie luidt: “Opdat elke mond [zowel van de heiden als van de Jood] wordt gestopt en de hele wereld strafschuldig wordt voor God.”

Rm 3:20. Op geen enkele wijze is het mogelijk gebleken door eigen inspanning Gods goedkeuring van ons handelen te krijgen. De wet maakt duidelijk dat we gezondigd hebben omdat we die hebben overtreden.

Er is één Mens op Wie het voorgaande niet van toepassing is. Dat is de Mens Christus Jezus. Hij was in Zijn hele leven volledig op God gericht, Hij deed alles voor Hém. Hij is dan ook Gods Antwoord op alle schuld en zonde waaronder de mens zichzelf had bedolven en waarvan hij zichzelf niet kon bevrijden. Daarover gaat het in het volgende gedeelte.

Lees nog eens Romeinen 3:9-20.

Verwerking: Op welke manier kun je nu wel nuttig zijn voor God?

Verzen 9-20

Niemand is rechtvaardig


Rm 3:9. Nadat Paulus in de Rm 3:3-8 de dwaze tegenwerpingen van het ongeloof heeft ontzenuwd, komt hij met Rm 3:9 terug op Rm 3:1, waar hij schrijft over het voorrecht van de Jood. Nu gaat hij aantonen dat alles waarop de Joden zich beroemen, tegen hen getuigt. Zijn de woorden van God hun toevertrouwd? Wel, in de woorden van God wordt duidelijke taal gesproken over wat de mens van nature en in de praktijk is: allen zijn onder de zonde. De Jood is dan niet uitnemender dan de Griek.

Rm 3:10-11. De beschuldiging dat allen onder de zonde zijn, wordt krachtig onderbouwd door uitspraken uit hun Oude Testament. Als een spiegel wordt hun (en jou) een beschrijving voorgehouden waarin zij zichzelf (en jij jezelf) zullen moeten herkennen. Geen rechtvaardige, geen verstandige, geen zoeker naar God. Dat was waar van jou. Je hebt dat erkend. Je dacht misschien wel van jezelf dat je juist handelde en verstandig was, maar toen God je tegenkwam, bleek dat je voor jezelf leefde.

Rm 3:12. Je was afgeweken van het doel dat God met je leven had en je was nutteloos geworden. Je vond jezelf misschien wel een nuttig mens voor je omgeving, maar toen God je tegenkwam, bleek dat je niet voor Hem leefde. Daarom deed jij ook geen goed, op hoeveel goede daden jij je misschien ook beroemde. Goed is alleen wat je doet uit liefde tot God.

Rm 3:13-17. Wat er innerlijk in je aanwezig is, komt door je lichaam tot uiting, door je woorden en daden. In deze verzen lees je daarvan enkele voorbeelden. “Keel”, “tongen”, “lippen” en “mond”, ze staan allemaal met dood en verderf in verbinding. De woorden die wij spraken toen we met God nog geen rekening hielden, waren woorden waarin het leven ontbrak. Zo beluister je dat nog steeds in wat de mensen om ons heen zeggen. Bij ons hoort dat niet meer zo te zijn.

Van onze “voeten” en “wegen” zoals wij die voor onze bekering gebruikten en gingen, moet hetzelfde worden gezegd als van onze woorden. “[De] weg van [de] vrede” was ons onbekend. We waren er snel bij om iemand die ons iets in de weg legde een lesje te leren. Misschien hebben we geen moord gepleegd, maar wel iemand eens goed afgeranseld, met of zonder letterlijk “bloed te vergieten”. ‘Bloedvergieten’ wil zeggen, iemand het leven onmogelijk maken. Op onze wegen hebben we een spoor van “vernieling en ellende” achtergelaten.

Rm 3:18. Hoeveel mensen hebben we niet kwaad gedaan door ons goddeloze gedrag? Het kwam allemaal doordat de “vrees voor God” ons niet “voor ogen” stond. We hadden geen ontzag voor Hem en dachten er niet aan Hem gehoorzaam te zijn. We lieten ons door onze eigen begeerten en belangen leiden en leefden voor onszelf. Totdat God ons tegenkwam en ons deze spiegel voorhield. We herkenden onszelf daarin. Niet dat we ons allemaal in dezelfde mate schuldig hebben gemaakt aan deze beschrijving, maar dit alles leefde, en leeft van nature nog steeds, in ons hart.

Het voorgaande wordt in de eerste plaats tegen de Joden aangevoerd om hen vanuit hun eigen Geschriften, waarop ze zich beroemen, van hun zonden te overtuigen. Toch zal ieder mens die zichzelf eerlijk aan de hand van deze beschrijving toetst, erkennen dat deze ook op hem van toepassing is.

Rm 3:19. In dit vers komt dan een conclusie. Deze conclusie slaat niet alleen op de verzen die we nu onder onze aandacht hebben, maar heeft betrekking op het hele gedeelte van Romeinen 1:18-3:18. De conclusie luidt: “Opdat elke mond [zowel van de heiden als van de Jood] wordt gestopt en de hele wereld strafschuldig wordt voor God.”

Rm 3:20. Op geen enkele wijze is het mogelijk gebleken door eigen inspanning Gods goedkeuring van ons handelen te krijgen. De wet maakt duidelijk dat we gezondigd hebben omdat we die hebben overtreden.

Er is één Mens op Wie het voorgaande niet van toepassing is. Dat is de Mens Christus Jezus. Hij was in Zijn hele leven volledig op God gericht, Hij deed alles voor Hém. Hij is dan ook Gods Antwoord op alle schuld en zonde waaronder de mens zichzelf had bedolven en waarvan hij zichzelf niet kon bevrijden. Daarover gaat het in het volgende gedeelte.

Lees nog eens Romeinen 3:9-20.

Verwerking: Op welke manier kun je nu wel nuttig zijn voor God?

Verzen 21-31

Rechtvaardiging door geloof


Rm 3:21-24. Na de donkere beschrijving van de mens die voor zichzelf leeft, zoals jij en ik ook deden, breekt in deze verzen het licht door. God gaat in dit gedeelte vertellen wat Hij gedaan heeft om de in zonden gevallen mens te maken tot iemand die zonder vrees bij Hem mag zijn. De mens is een totaal hopeloos geval gebleken, met wie God niets kon beginnen. God heeft voor dit probleem Zijn eigen oplossing gereedliggen. Hij kan de zondaar namelijk rechtvaardig verklaren als deze gelooft in Jezus Christus.

Dat geldt zonder onderscheid voor iedereen. Iedereen heeft toch gezondigd? Daardoor blijft iedereen ook ver verwijderd van de heerlijkheid van God. En God wil zo graag mensen in Zijn heerlijkheid hebben. Wat ieder mens daarom nodig heeft, is verlossing van zijn zonden, dat is alles wat hij heeft gezegd, gedaan en gedacht los van God, want God kan in Zijn tegenwoordigheid geen enkele zonde toelaten.

Rm 3:25-26. Die verlossing heeft Christus Jezus bewerkt. “Hem heeft God gesteld tot een genadetroon.” Bij een troon denk je aan regering en aan oordeel. Vanaf een troon wordt rechtgesproken. God moest de zonden oordelen. Het geweldige is, dat Hij de zonden oordeelde in Zijn Zoon toen Deze aan het kruis hing. Nu is de oordeelstroon een genadetroon geworden voor ieder die in geloof deze verlossing uit Gods hand aanneemt.

Het bloed van Christus is voor God de enig juiste grond om de zonden te vergeven. In Hebreeën 9 staat: “En zonder bloedstorting is er geen vergeving” (Hb 9:22b). God neemt de zondaar niet aan door de zonden door de vingers te zien. Hij heeft jou alleen rechtvaardig kunnen verklaren omdat er aan Zijn heilige en rechtvaardige eisen is voldaan door Zijn Zoon in Zijn werk op het kruis. Dat geeft jou de zekerheid van de vergeving van je zonden. Het gaat niet om wat jij ervan vindt, maar het gaat erom hoe God het ziet.

Omdat God al in het Oude Testament vooruitzag naar het werk van Christus, kon Hij voorbijgaan aan de zonden van de gelovigen die toen leefden. Nog eens: Hij zag ze niet door de vingers, maar Hij handelde rechtvaardig toen Hij ze vergaf omdat Hij wist dat Christus daarvoor Zijn bloed zou laten vloeien. Voor de tegenwoordige tijd geldt hetzelfde. Voor ons die leven in de tijd van het Nieuwe Testament, geldt dat het werk van Christus achter ons ligt. Het klinkt misschien een beetje vreemd, maar omdat God Zelf rechtvaardig is, kan Hij niet anders dan iedereen die gelooft als een rechtvaardige zien. Het bloed van Christus is namelijk gestort. God kent de waarde ervan. Die waarde is dat het zonden uitdelgt.

God ziet geen zonden meer bij iemand die heeft erkend dat Christus ook voor hem of haar Zijn bloed stortte. De zonden van zo iemand bestaan niet meer. Ze zijn voor eeuwig weg. Zo iemand is voor God geen zondaar meer, maar iemand die bij Hem hoort en die Hij dicht bij Zich wil hebben. God heeft van jou een rechtvaardige gemaakt. Een rechtvaardige is iemand die door God gezien wordt, niet meer in zijn vroegere leven van zonden, maar helemaal los van zijn zondige leven en die nu lijkt op Hemzelf. Wat een verandering!

Rm 3:27-28. Elke roem voor jezelf is hierbij uitgesloten, dat begrijp je nu wel. Alles is van God uitgegaan en door Hem bewerkt. Het enige wat jij moest en kon doen, was: geloven. Door het geloof en niet door eigen werken heb je de verlossing, de vergeving van je zonden en de rechtvaardiging ontvangen.

Rm 3:29-31. God is niet alleen de God van de Joden maar ook van de volken, want God ziet alle mensen als zondaars, omdat ze allen gezondigd hebben. Voor allen geldt dat iemand alleen door geloof gerechtvaardigd kan worden. Hoe zit het dan met de wet? Wordt die helemaal buiten werking gesteld? Nee, de wet blijft in zijn volle kracht bestaan.

Als wij de wet bezien, zien we al snel dat wij zondaars zijn omdat wij de wet niet konden houden. Door de wet bleek dat wij zondaars waren en dat wij onmachtig waren onszelf van de vloek van de wet te bevrijden. Wanneer we dat erkennen, bevestigen wij juist het gezag van de wet. Dat betekende voor ons, dat wij onder de vloek van de wet vielen. Maar gelukkig, Christus heeft ons bevrijd van de vloek van de wet door voor ons de vloek van de wet op het kruis te ondergaan (Gl 3:13). Op die manier heeft Hij ten volle het gezag van de wet bevestigd.

Lees nog eens Romeinen 3:21-31.

Verwerking: Wat betekent voor jou ‘de heerlijkheid van God’?

Verzen 21-31

Rechtvaardiging door geloof


Rm 3:21-24. Na de donkere beschrijving van de mens die voor zichzelf leeft, zoals jij en ik ook deden, breekt in deze verzen het licht door. God gaat in dit gedeelte vertellen wat Hij gedaan heeft om de in zonden gevallen mens te maken tot iemand die zonder vrees bij Hem mag zijn. De mens is een totaal hopeloos geval gebleken, met wie God niets kon beginnen. God heeft voor dit probleem Zijn eigen oplossing gereedliggen. Hij kan de zondaar namelijk rechtvaardig verklaren als deze gelooft in Jezus Christus.

Dat geldt zonder onderscheid voor iedereen. Iedereen heeft toch gezondigd? Daardoor blijft iedereen ook ver verwijderd van de heerlijkheid van God. En God wil zo graag mensen in Zijn heerlijkheid hebben. Wat ieder mens daarom nodig heeft, is verlossing van zijn zonden, dat is alles wat hij heeft gezegd, gedaan en gedacht los van God, want God kan in Zijn tegenwoordigheid geen enkele zonde toelaten.

Rm 3:25-26. Die verlossing heeft Christus Jezus bewerkt. “Hem heeft God gesteld tot een genadetroon.” Bij een troon denk je aan regering en aan oordeel. Vanaf een troon wordt rechtgesproken. God moest de zonden oordelen. Het geweldige is, dat Hij de zonden oordeelde in Zijn Zoon toen Deze aan het kruis hing. Nu is de oordeelstroon een genadetroon geworden voor ieder die in geloof deze verlossing uit Gods hand aanneemt.

Het bloed van Christus is voor God de enig juiste grond om de zonden te vergeven. In Hebreeën 9 staat: “En zonder bloedstorting is er geen vergeving” (Hb 9:22b). God neemt de zondaar niet aan door de zonden door de vingers te zien. Hij heeft jou alleen rechtvaardig kunnen verklaren omdat er aan Zijn heilige en rechtvaardige eisen is voldaan door Zijn Zoon in Zijn werk op het kruis. Dat geeft jou de zekerheid van de vergeving van je zonden. Het gaat niet om wat jij ervan vindt, maar het gaat erom hoe God het ziet.

Omdat God al in het Oude Testament vooruitzag naar het werk van Christus, kon Hij voorbijgaan aan de zonden van de gelovigen die toen leefden. Nog eens: Hij zag ze niet door de vingers, maar Hij handelde rechtvaardig toen Hij ze vergaf omdat Hij wist dat Christus daarvoor Zijn bloed zou laten vloeien. Voor de tegenwoordige tijd geldt hetzelfde. Voor ons die leven in de tijd van het Nieuwe Testament, geldt dat het werk van Christus achter ons ligt. Het klinkt misschien een beetje vreemd, maar omdat God Zelf rechtvaardig is, kan Hij niet anders dan iedereen die gelooft als een rechtvaardige zien. Het bloed van Christus is namelijk gestort. God kent de waarde ervan. Die waarde is dat het zonden uitdelgt.

God ziet geen zonden meer bij iemand die heeft erkend dat Christus ook voor hem of haar Zijn bloed stortte. De zonden van zo iemand bestaan niet meer. Ze zijn voor eeuwig weg. Zo iemand is voor God geen zondaar meer, maar iemand die bij Hem hoort en die Hij dicht bij Zich wil hebben. God heeft van jou een rechtvaardige gemaakt. Een rechtvaardige is iemand die door God gezien wordt, niet meer in zijn vroegere leven van zonden, maar helemaal los van zijn zondige leven en die nu lijkt op Hemzelf. Wat een verandering!

Rm 3:27-28. Elke roem voor jezelf is hierbij uitgesloten, dat begrijp je nu wel. Alles is van God uitgegaan en door Hem bewerkt. Het enige wat jij moest en kon doen, was: geloven. Door het geloof en niet door eigen werken heb je de verlossing, de vergeving van je zonden en de rechtvaardiging ontvangen.

Rm 3:29-31. God is niet alleen de God van de Joden maar ook van de volken, want God ziet alle mensen als zondaars, omdat ze allen gezondigd hebben. Voor allen geldt dat iemand alleen door geloof gerechtvaardigd kan worden. Hoe zit het dan met de wet? Wordt die helemaal buiten werking gesteld? Nee, de wet blijft in zijn volle kracht bestaan.

Als wij de wet bezien, zien we al snel dat wij zondaars zijn omdat wij de wet niet konden houden. Door de wet bleek dat wij zondaars waren en dat wij onmachtig waren onszelf van de vloek van de wet te bevrijden. Wanneer we dat erkennen, bevestigen wij juist het gezag van de wet. Dat betekende voor ons, dat wij onder de vloek van de wet vielen. Maar gelukkig, Christus heeft ons bevrijd van de vloek van de wet door voor ons de vloek van de wet op het kruis te ondergaan (Gl 3:13). Op die manier heeft Hij ten volle het gezag van de wet bevestigd.

Lees nog eens Romeinen 3:21-31.

Verwerking: Wat betekent voor jou ‘de heerlijkheid van God’?

Bibliografische Informatie
de Koning, Ger. Commentaar op Romans 3". "Kingcomments op de hele Bijbel". https://www.studylight.org/commentaries/dut/kng/romans-3.html. 'Stichting Titus' / 'Stichting Uitgeverij Daniël', Zwolle, Nederland. 2021.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile