the Fourth Week of Advent
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Zacharia 9
1 Dit is de last, van welken de Heer spreekt over het land van Hadrach en Damaskus, zijne rustplaats; want de Heer ziet op de mensen en op al de stammen van Isral,2 alsook over Hamath, dat aan haar grenst; ook over Tyrus en Sidon, die zeer wijs zijn.3 Want Tyrus bouwt vestingen en verzamelt zilver als zand en goud als slijk op de straat;4 maar zie, de Heer zal haar uitdrijven en zal hare macht, die zij op de zee heeft, verslaan, dat zij zal zijn als met vuur verbrand.5 Als Askelon dat zal zien, zal zij verschrikken en Gaza zal zeer bedroefd worden, ook Ekron, omdat hun toeverlaat te schande wordt, en het zal uit zijn met den koning van Gaza; en te Askelon zal men niet wonen;6 in Asdod zullen vreemden wonen en Ik zal de pracht der Filistijnen uitroeien;7 en Ik wil hun bloed uit hunnen mond wegdoen en hunne gruwelen van tussen hunne tanden; dat zij ook voor onzen God zullen overblijven, dat zij worden als vorsten in Juda, en Ekron als de Jebusiet.8 En Ik zelf zal rondom mijn huis het leger zijn tegen de heen trekkenden en weder trekkenden, opdat de drijver hen niet meer overvalle; want nu heb Ik het met mijne ogen gezien.
9 Maar gij, dochter van Sion, verheug u zeer, en gij, dochter van Jeruzalem, juich: zie, uw koning komt tot u, een rechtvaardige en een helper; zachtmoedig en rijdende op een ezel en op een jong veulen ener ezelin.10 Want Ik zal de wagens uit Efram wegdoen en de paarden uit Jeruzalem; en de strijdboog zal verbroken worden. Want hij zal onder de volken vrede leren: en zijne heerschappij zal zijn van de ene zee tot aan de andere en van de rivier tot aan de einden der wereld.11 En gij, om het bloed uws verbonds heb Ik uwe gevangenen uit den kuil gelaten, waarin geen water is.
12 Zo keert u nu tot de vesting, gij gevangenen, die hoopt; want ook heden verkondig Ik het: Ik zal u dubbel vergelden.13 Want Ik heb mij Juda gespannen tot een boog en Efram toegerust en zal uwe zonen, o Sion, verwekken tegen uwe zonen, o Griekenland, en zal u maken tot een zwaard der reuzen.14 En de Heer zal over hen verschijnen en zijne pijlen zullen uitschieten als bliksemschichten; en de Heere Heere zal de bazuin blazen en zal voorttreden met de onweders van het Zuiden.15 De Heer Zebath zal hen beschutten, dat zij om zich eten, en onderwerpen met slingerstenen, dat zij drinken en tieren als bij den wijn en vol worden als de bekkens en als de hoeken des altaars;16 en de Heer, hun God, zal hen in dien tijd helpen als de kudde zijns volks; want als edele stenen zullen zij schitteren in het land.17 Hoe goed en schoon toch zal het zijn! Het koren zal de jongelingen en de most de jonge dochters doen wassen.