the Week of Proper 28 / Ordinary 33
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Zacharia 8
1 En het woord des Heren geschiedde tot mij, zeggende:2 Dus spreekt de Heer Zebath: Ik heb zeer over Sion geijverd, ja in groten toorn heb Ik over haar geijverd.3 Dus spreekt de Heer: Ik zal wederkeren tot Sion en wil te Jeruzalem wonen; en Jeruzalem zal de getrouwe stad genoemd worden en de berg des Heren Zebath, berg der heiligheid.4 Dus spreekt de Heer Zebath: Er zullen nog voortaan in de straten te Jeruzalem oude mannen en vrouwen wonen, die met stokken gaan vanwege den hogen ouderdom;5 en de straten dier stad zullen vol zijn van knaapjes en meisjes, die op hare straten spelen.6 Dus spreekt de Heer Zebath: Schijnt dit onmogelijk te zijn in de ogen van dit overschot des volks in dezen tijd, zou het daarom ook onmogelijk zijn in mijne ogen, spreekt de Heer Zebath?7 Dus spreekt de Heer Zebath: Zie, Ik zal mijn volk verlossen uit het land tegen den opgang en uit het land tegen den ondergang der zon,8 en Ik zal hen herwaarts voeren, dat zij in Jeruzalem wonen; en zij zullen mijn volk zijn en Ik zal hun God zijn, in waarheid en gerechtigheid.
9 Dus spreekt de Heer Zebath: Versterkt uwe handen, gij, die in dezen tijd woorden hoort uit den mond der profeten, ten dage toen de grond gelegd is van het huis des Heren Zebath, dat de tempel gebouwd werd.10 Want Vr deze dagen was de arbeid der mensen vergeefs en de arbeid der lastdieren was niets; en er was geen vrede voor den uitgaande en inkomende vanwege den vijand, maar Ik liet alle mensen gaan elk tegen zijnen naaste.11 Doch nu wil Ik niet gelijk in de vorige dagen met de overgeblevenen dezes volks handelen, spreekt de Heer Zebath;12 maar zijn zaad zal welvaart hebben en de wijnstok zal zijne vrucht geven, en het land zal zijn gewas geven en de hemel zal zijnen dauw geven, en Ik zal de overgeblevenen van dit volk in het bezit van dit alles stellen;13 en het zal geschieden, gelijk gij, o huis van Juda en o huis van Isral, een vloek geweest zijt onder de volken, zo zal Ik u verlossen, dat gij een zegen zult zijn: vreest slechts niet en versterkt uwe handen.14 Want dus spreekt de Heer Zebath: Gelijk Ik dacht u te plagen, toen uwe vaderen Mij vertoornden, spreekt de Heer Zebath, en het berouwde Mij niet:15 alzo denk Ik nu wederom in deze dagen Jeruzalem en het huis van Juda wl te doen: vreest slechts niet.16 Maar dit is het, wat gij moet doen: spreekt waarheid ieder met zijnen naaste; vonnist rechtvaardig en beschikt vrede in uwe poorten;17 en niemand overlegge iets kwaads in zijn hart tegen zijnen naaste en hebt geen valse eden lief; want dit alles haat Ik, spreekt de Heer.
18 En het woord des Heren Zebath geschiedde tot mij, zeggende:19 Dus spreekt de Heer Zebath: De vastentijden der vierde, vijfde, zevende en tiende maand zullen voor het huis van Juda tot vreugde en blijdschap en tot vrolijke jaarfeesten worden; hebt slechts de waarheid en den vrede lief.20 Dus spreekt de Heer Zebath: Verder zullen nog vele volken komen en ingezetenen van machtige steden;21 en de ingezetenen van de ene stad zullen gaan tot die der andere, zeggende: Laat ons gaan om te aanbidden voor den Heer en den Heer Zebath te zoeken; wij zullen ook met u gaan.22 Alzo zullen vele volken en machtige natin komen om den Heer Zebath te Jeruzalem te zoeken en te aanbidden voor den Heer.23 Dus spreekt de Heer Zebath: In dien tijd zullen tien mannen, uit alle tongen der volken, een Joodsen man bij de slip grijpen, zeggende: Wij willen met u gaan, want wij horen, dat God met ulieden is.