Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Romeinen 9

1 Ik zeg de waarheid in Christus en lieg niet, --waarvan mijn geweten mij getuigenis geeft in den Heiligen Geest2 --dat ik grote treurigheid en smart zonder ophouden in mijn hart heb.3 Ik wenste wel zelf verbannen te zijn van Christus voor mijne broederen, die mijne maagschap zijn naar het vlees;4 die van Isral zijn, aan wie het kindschap toebehoort, en de heerlijkheid, en het verbond, en de wet, en de godsverering, en de beloften;5 van wie ook de vaderen zijn, en van wie ook Christus afstamt naar het vlees, die is: God boven alles geloofd in eeuwigheid, Amen.

6 Doch ik zeg dit niet, alsof Gods woord daarom ware weggevallen. Want het zijn niet allen Isralieten, die van Isral zijn;7 ook niet allen, die Abrahams zaad zijn, zijn daarom ook kinderen, maar: "In Isak zal u het zaad genoemd worden";8 dat is: die zijn Gods kinderen niet, die naar het vlees kinderen zijn, maar de kinderen der belofte worden voor zaad gerekend.9 Want dit is een woord der belofte: "Omtrent dezen tijd zal ik komen, en Sara zal een zoon hebben."10 En dit niet alleen, maar zo is het ook geschied met Rebekka, toen zij zwanger was bij nen, Isak, onzen vader.11 Want eer de kinderen geboren waren, en noch goed noch kwaad gedaan hadden, opdat Gods voornemen naar de verkiezing, niet uit verdienste der werken, maar uit den roepende, zou bestaan,12 werd tot haar gezegd: "De oudere zal den jongere dienen";13 gelijk geschreven staat: "Jakob heb ik liefgehad, maar Esau heb ik gehaat".

14 Wat zullen wij dan zeggen? Is er dan onrechtvaardigheid bij God? Dat zij verre!15 Want Hij spreekt tot Mozes: "Ik zal mij ontfermen over wien Ik mij ontferm, en zal barmhartig zijn jegens wien Ik barmhartig ben".16 Zo ligt het nu niet aan iemands willen of lopen, maar aan den ontfermenden God.17 Want de Schrift zegt tot Farao: "Juist daartoe heb Ik u verwekt, opdat Ik aan u mijne macht zou betonen, en opdat mijn naam verkondigd worde op de gehele aarde".18 Zo ontfermt Hij zich nu over wien Hij wil, en verstokt wien Hij wil.19 Nu zult gij tot mij zeggen: Wat beschuldigt Hij ons dan? Want wie kan zijnen wil wederstaan?20 Maar, o mens, wie zijt gij toch, dat gij God wilt tegenspreken? Zegt ook een werk tot zijnen meester: Waarom hebt gij mij Z gemaakt?21 Of heeft de pottebakker geen macht om van denzelfden klomp het ene vat te maken tot eervol, en het andere tot onaanzienlijk gebruik?22 En wat te zeggen, indien nu God, zijn toorn willende tonen en zijne macht bekendmaken, met grote lankmoedigheid verdragen heeft de vaten des toorns, toebereid tot het verderf;23 en indien Hij heeft willen doen kennen den rijkdom zijner heerlijkheid aan vaten der barmhartigheid, die Hij tevoren bereid heeft tot heerlijkheid?24 Zo heeft Hij ook ons geroepen, niet alleen uit de Joden, maar ook uit de heidenen;

25 gelijk Hij ook door Hosa zegt: "Ik zal hetgeen mijn volk niet was, mijn volk noemen, en die niet bemind was, mijne beminde".26 En het zal geschieden in de plaats, waar tot hen gezegd werd: "Gij zijt mijn volk niet, aldaar zullen zij genoemd worden kinderen des levenden Gods."27 En Jesaja roept over Isral: "Al ware het getal der kinderen van Isral als het zand aan de zee, zo zal het overblijfsel zalig worden.28 Want Hij voleindt en besluit ene zaak in gerechtigheid; en de besloten zaak zal de Heer uitvoeren op de aarde".29 En gelijk Jesaja te voren zegt: "Ware het, dat de Heer Zebath ons geen zaad had laten overblijven, zo waren wij als Sodom geworden, en aan Gomorra gelijk geweest."

30 Wat zullen wij dan zeggen? Dat de heidenen, die naar de gerechtigheid niet hebben gestaan, de gerechtigheid verkregen hebben, namelijk de gerechtigheid, die uit het geloof komt;31 maar Isral heeft naar de wet der gerechtigheid gestaan, en is tot de wet der gerechtigheid niet gekomen.32 Waarom dat? Omdat zij die zochten niet uit geloof, maar als uit de werken der wet; want zij hebben zich gestoten aan den steen des aanstoots,33 gelijk geschreven staat: "Zie, ik leg in Sion een steen des aanstoots en een rotssteen der ergernis; en wie in hem gelooft, zal niet beschaamd worden".

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile