the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Openbaring 3
1 En schrijf aan den Engel der gemeente te Sardes: Dit zegt hij, die de zeven Geesten Gods heeft en de zeven sterren: Ik weet uwe werken, dat gij den naam hebt, dat gij leeft, en gij zijt dood.2 Word wakker, en versterk het andere, dat sterven zou; want ik heb uwe werken niet vol bevonden voor mijnen God.3 Zo gedenk nu, hoe gij ontvangen en gehoord hebt, en houd het, en doe boete. Indien gij niet zult waken, zal ik over u komen als een dief, en gij zult niet weten op wat uur ik over u komen zal.4 Doch gij hebt enige weinige namen te Sardes, die hunne klederen niet bevlekt hebben; en zij zullen met mij wandelen in witte klederen, want zij zijn het waardig.5 Wie overwint, die zal met witte klederen bekleed worden; en ik zal zijnen naam niet uitdelgen uit het Boek des Levens, en ik zal zijnen naam belijden voor mijnen Vader en voor zijne Engelen.6 Wie oren heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt!
7 En schrijf aan den Engel der gemeente te Filadelfia: Dit zegt de heilige, de waarachtige, die den sleutel Davids heeft, die opent, en niemand sluit; die sluit, en niemand opent:8 Ik weet uwe werken; zie, ik heb voor u ene deur geopend, en niemand kan die sluiten; want gij hebt ene kleine kracht, en gij hebt mijn woord bewaard en hebt mijnen naam niet verloochend.9 Zie, ik geef u uit de synagoge des satans, die zeggen, dat zij Joden zijn, en het niet zijn, maar liegen; zie, ik zal maken, dat zij zullen komen en aanbidden voor uwe voeten, en erkennen, dat ik u liefheb.10 Dewijl gij het woord mijner lijdzaamheid bewaard hebt, zal ik u ook bewaren voor de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken wie op de aarde wonen.11 Zie, ik kom schielijk; houd wat gij hebt, opdat niemand uwe kroon neme.12 Wie overwint, dien zal ik maken tot een pilaar in den tempel mijns Gods, en hij zal niet meer daar uitgaan; en ik zal op hem schrijven den naam mijns Gods, en den naam van het nieuwe Jeruzalem, de stad mijns Gods, die van den hemel nederdaalt van mijnen God, en mijnen nieuwen naam.13 Wie oren heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt.
14 En schrijf aan den Engel der gemeente te Laodica: Dit zegt de Amen, de getrouwe en waarachtige getuige, het begin der schepping Gods:15 Ik weet uwe werken, dat gij noch koud noch warm zijt; och dat gij koud of warm waart!16 Maar dewijl gij lauw zijt, en noch koud noch warm, zal ik u uitspuwen uit mijnen mond.17 Want gij zegt: Ik ben rijk en verrijkt, en behoef niets; en gij weet niet, dat gij zijt ellendig en jammerlijk, arm, blind en naakt.18 Ik raad u, dat gij goud van mij koopt, dat met vuur doorlouterd is, opdat gij rijk wordt; en witte klederen, opdat gij u kleedt en de schande uwer naaktheid niet openbaar worde; en ogenzalf om uwe ogen te zalven, opdat gij zien moogt.19 Wien ik liefheb, dien bestraf en kastijd ik. Zo wees dan ijverig en doe boete.20 Zie, ik sta voor de deur en klop aan; indien iemand mijne stem zal horen en de deur opendoen, tot dien zal ik ingaan en maaltijd met hem houden, en hij met mij.21 Wie overwint, dien zal ik geven met mij op mijnen troon te zitten, gelijk ik overwonnen heb, en ben gezeten met mijnen Vader op zijnen troon.22 Wie oren heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt!