the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Openbaring 2
1 Schrijfaan den Engel der gemeente te Efeze: Dit zegt hij, die de zeven sterren in zijne rechterhand houdt, die in het midden der zeven gouden kandelaren wandelt:2 Ik weet uwe werken, en uwen arbeid, en uwe lijdzaamheid, en dat gij de bozen niet verdragen kunt, en beproefd hebt degenen, die zeggen, dat zij apostelen zijn, en het niet zijn, en hen leugenaars hebt bevonden;3 en gij hebt verdragen en geduld gehad om mijnen naam, en zijt niet moede geworden.4 Maar ik heb tegen u, dat gij uwe eerste liefde verlaten hebt.5 Gedenk dan vanwaar gij gevallen zijt, en doe boete, en doe de eerste werken; maar zo niet, dan zal ik schielijk tot u komen, en zal uwen kandelaar wegstoten van zijne plaats, indien gij geen boete doet.6 Maar dit hebt gij, dat gij de werken der Nicolaeten haat, welke ik ook haat.7 Wie oren heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt: Wie overwint, dien zal ik te eten geven van den boom des levens, die in het midden van het paradijs Gods is.
8 En schrijf aan den Engel der gemeente te Smyrna: Dit zegt de eerste en de laatste, die dood was en levend is geworden:9 Ik weet uwe werken en uwe droefenis en uwe armoede maar gij zijt rijk--en de lastering dergenen, die zeggen, dat zij Joden zijn, en het niet zijn, maar ene synagoge des satans.10 Vrees geen der dingen, welke gij lijden zult. Zie, de duivel zal sommigen van u in de gevangenis werpen, opdat gij verzocht wordt; en gij zult verdrukking hebben tien dagen lang. Wees getrouw tot den dood, zo zal ik u de kroon des levens geven.11 Wie oren heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt: Wie overwint, dien zal geen leed geschieden van den tweeden dood.
12 En schrijf aan den Engel der gemeente te Pergamus: Dit zegt hij, die het scherp tweesnijdend zwaard heeft:13 Ik weet, waar gij woont, namelijk waar de troon des satans is; en dat gij vasthoudt aan mijnen naam, en het geloof in mij niet hebt verloochend, zelfs in die dagen, in welke Antipas, mijn getrouwe getuige, gedood is bij u, waar de satan woont.14 Maar ik heb een weinig tegen u, dat gij aldaar hebt die de lering van Bileam houden, die Balak leerde enen valstrik te leggen voor de kinderen Israls, opdat zij het offer der afgoden zouden eten en hoererij bedrijven.15 Zo hebt ook gij er, die het met de leer der Nicolaeten houden; dat haat ik.16 Doe dan boete; maar zo niet, dan zal ik schielijk tot u komen, en tegen hen strijden met het zwaard mijns monds.17 Wie oren heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt: Wie overwint, dien zal ik te eten geven van het verborgen manna, en zal hem geven een witten keursteen, en op den keursteen een nieuwen naam geschreven, welken niemand kent dan wie hem ontvangt.
18 En schrijf aan den Engel der gemeente te Thyatra: Dit zegt de Zoon Gods, die ogen heeft als ene vuurvlam en wiens voeten zijn gelijk blinkend koper:19 Ik weet uwe werken, en uwe liefde, en uwen dienst, en uw geloof, en uwe lijdzaamheid, en dat gij hoe langer hoe meer doet.20 Maar ik heb tegen u, dat gij de vrouw Izbel, die zegt, dat zij ene profetes is, laat leren en mijne dienstknechten verleiden om hoererij te bedrijven en afgodenoffer te eten.21 En ik heb haar tijd gegeven, opdat zij boete zou doen voor hare hoererij, doch zij doet geen boete.22 Zie, ik werp haar op een krankbed, en wie met haar overspel bedrijven, in grote droefenis, zo zij geen boete doen voor hunne werken.23 En hare kinderen zal ik den dood doen sterven, en alle gemeenten zullen gewaarworden, dat ik het ben, die nieren en harten onderzoek; en ik zal aan elk onder u geven naar uwe werken.24 Maar tot ulieden zeg ik, tot de overigen die te Thyatra zijn, zovelen deze leer niet hebben, en de diepten des satans niet gekend hebben gelijk zij zeggen: Ik zal geen anderen last op u werpen.25 Doch houdt wat gij hebt, totdat ik zal komen.26 En wie overwint en mijne werken houdt tot het einde toe, dien zal ik macht geven over de heidenen,27 en hij zal hen weiden met een ijzeren staf, en als pottebakkers-vaten zal hij hen vermorzelen, gelijk ook ik van mijnen Vader die macht ontvangen heb;28 en ik zal hem de morgenster geven.29 Wie oren heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt.